LogoAdVanDerHelm

kaarsjes

Verkondiging Feest Kruisverheffing, 14 september 2014

Lezingen
Numeri 21, 4-9
Psalm 78
Filippenzen 2, 6-11
Johannes 3, 13-17

Woord van welkom
De cyclus van de gewone zondag door het jaar wordt doorbroken met het Feest van Kruisverheffing, dat vandaag op zondag valt en onze aandacht vraagt. Het feest roept onze verbinding met Jeruzalem weer in herinnering: daar ligt onze oorsprong, daar ligt ons fundament. In 325 is daar een kruis gevonden dat in de traditie als het kruis van Christus geldt en daar is de kerk van het heilig Graf gebouwd, dat een centrale plaats in ons geloof inneemt.

Wij zijn burgers van Jeruzalem, waar het lijden en sterven en de opstanding van Christus een nieuwe toekomst voor de mens hebben getoond. Op het feest van Kruisverheffing staat het kruis van Christus centraal, maar het is de opstanding die de bron van onze hoop is, ook voor vandaag om te geloven dat God een uitweg zal bieden uit het geweld en de oorlog die we om ons heen zien.

Vragen we God om vergeving voor die keren dat we het kruis wilden ontlopen en geen vertrouwen in de verrijzenis hadden.

Homilie
Vandaag begint in sommige kloosters traditioneel de monastieke vasten. Die vasten beperkt zich niet tot de veertig dagen die wij kennen, maar duurt ongeveer zes maanden. Dat geeft aan dat dit feest van Kruisverheffing vooruit wijst naar Pasen. Met dit feest begint vandaag al de voorbereiding op Pasen. Het geeft op deze manier de relatie aan tussen kruis en opstanding. Het feest herinnert historisch aan de wijding van de kerken van het heilig Kruis en van het heilig Graf die nu in één basiliek samenkomen. Op deze plek in Jeruzalem werd in de vierde eeuw het kruis van Christus gevonden. Vanaf die tijd hebben relieken van het heilig Kruis zich verspreid over de wereld, tot in Den Haag. Het feest van Kruisverheffing maakt duidelijk dat het teken van het kruis geen teken van dood en ellende is, maar van opstanding en leven.

We beseffen dat dood en leven dicht bij elkaar zijn. Nog scherper: de criteria voor wat dood is en waar leven begint, liggen in het evangelie elders dan in de wereld gebruikelijk is. Zelfs in de aanwezigheid van het lijden, kan een vitale kracht aanwezig zijn, zelfs in het lijden kunnen mensen het leven toch zinvol maken, tegen de verwachtingen in.

Daar waar de wereld bevreesd is voor de dood, zien wij als christenen dat Gods levenwekkende krachten nieuwe kansen ten leven kunnen geven. Wie zien dat in het verhaal van Lazarus en de dode jongen van Naïn, die aan zijn moeder terug geschonken wordt en vooral in de opstanding van Christus zelf. Na een slavendood blijkt het graf leeg te zijn en ontmoeten de leerlingen Hem als levende. In het kruis wordt het nieuwe leven al getoond.

Veel mensen hebben in onze tijd een kruis te dragen en het geweld en de haat hebben dusdanige vormen aangenomen dat paus Franciscus deze week de uitspraak deed dat het lijkt alsof er een derde Wereldoorlog bezig is. Hij sprak dit uit bij een herdenking van de eerste Wereldoorlog die honderd jaar geleden begonnen is.

In ieder geval houden oorlogshandelingen alle landen van de hele wereld nu bezig. Landen in alle werelddelen zijn op zijn minst via sancties en politiek overleg in de VN of NAVO met deze oorlog verbonden. Veel landen leiden zelf onder concrete oorlogshandelingen of geweldsdaden. Denken we aan de gevechten in Afrika, in Noord Afrika, en het Midden Oosten. Op vele plaatsen loopt de spanning hoog op en zoeken mensen met hun kinderen een veilig heenkomen. Nooit waren er zoveel vluchtelingen in de wereld als nu.

Op dit feest van Kruisverheffing, kijken wij als christenen naar dit lijden en zien daarin het gelaat van de lijdende Christus. Opnieuw moet Hij lijden, opnieuw wordt zijn liefde vertrapt en wordt zijn hoop belachelijk gemaakt. Er is geen einde aan het lijden van Christus gekomen. God heeft gekozen om in deze mensen Jezus, de lijdende dienaar onze tochtgenoot te laten zijn. Daar waar mensen nu nog vervolgd en gekleineerd worden en hun geweld wordt aangedaan, draagt God dit lijden van de mensheid.

Veel mensen wijzen het evangelie af en menen dat ze geen God nodig hebben. Ze denken dat geloof in God leidt tot geweld en tot onverdraagzaamheid en tot onderdrukking. Ze hebben gelijk waar geloof inderdaad misbruikt wordt voor andere doeleinden dan de wil van God. Maar hun houding maakt dat mensen zich aan cynisme overgeven en dat zij zich in hun individualisme opsluiten. De giftige slangen uit het verhaal van Numeri in de eerste lezing, staan symbool voor die levenshouding. Het antwoord van God op de klaagzangen van het joodse volk in de woestijn is niet een soft antwoord van stil maar wacht maar, ik zal jullie wereld wel redden, maar Hij geeft een harde les. Hij nodigt mensen uit om daadwerkelijk een keuze voor het goede te maken. God neemt de mensen die keuze niet uit handen. Integendeel, juist in de harde wereld van vandaag moeten de mensen het kruis niet willen ontwijken of ontkennen. Als gelovige mensen, of mensen die zich gelovig noemen, de hoop op Pasen opgeven, dan krijgen andere krachten, de giftige slangen, het voor het zeggen. Houden wij het zicht op Pasen? In onze kalender zijn wij het verst van Pasen verwijderd, zoals we in onze huidige situatie van de wereld heel erg ver verwijderd lijken te zijn van het koninkrijk Gods, van Pasen. Het feest van Kruisverheffing vertelt ons dat we onze ogen en ons hart gericht moeten houden op het kruis van Christus en dat wij ondanks het lijden het zicht moeten bewaren op wat God geeft aan nieuw leven. Wij ontlenen ons leven niet aan wat de wereld ons te bieden heeft, maar aan God zelf. Daar herinnert Kruisverheffing ons aan. Nu al zijn wij mensen van Pasen, mensen die de opstanding van Christus met ons meedragen.

Amen.

Verkondiging 22e zondag door het jaar, 31 augustus 2014

Lezingen
Jeremia 20, 7-9
Psalm 63
Romeinen 12, 1-2
Mattheüs 16, 21-27

Woord van welkom
In deze eucharistieviering willen we in een onrustige wereld de nabijheid van God ervaren. We willen door zijn aanwezigheid gevoed worden. We snakken naar een woord van vrede, we verlangen naar het brood van vrede.

Christus gaat ons voor en zegt ons de richting die Hij op wil gaan. Hij slaat de weg naar Jeruzalem in en dat betekent feitelijk het einde. Daar zal Hij zijn dood tegemoet gaan. Hij zal naar menselijke berekening zijn einde vinden. Maar Gods heilsplan is krachtig en vol leven. Durven wij Christus te volgen of wenden we ons van de wereld af? Vragen we God om vergeving voor die keren dat we niet leefden vanuit het vertrouwen op Gods trouw aan zijn schepping.

Homilie
Mensen vluchten weg van het strijdtoneel. Mensen vluchten weg van de ebola epidemie. Mensen vluchten van armoede met hoop op een beter leven. Onze wereld is kleiner geworden en verre gebieden zijn bereikbaar geworden. En ook de mensen van die landen zijn mobieler en beweeglijker geworden. Met vliegtuigen en boten probeert men een veilig heenkomen te zoeken, als het moet door middel van mensensmokkelaars met minder zuivere bedoelingen, soms zelfs met de dood tot gevolg. De risico's zijn groot, maar men is bereid die te lopen. Alles beter dan daar te blijven in de landen en gebieden waar geen perspectief is.

Jezus vertoont het omgekeerde gedrag. Hij zoekt de problemen juist op. Hij wil naar Jeruzalem gaan. Petrus snapt wat dit betekent. Het betekent een provocatie aan het adres van de kliek rond de tempel. Wat heb je daar te zoeken? We hebben het hier fijn met elkaar, zegt Petrus. De leerlingen weten nu dat ze de Messias in hun midden hebben en die laat Petrus zich niet meer afnemen. Hij probeert zijn wereld zo klein mogelijk te houden en te beperken tot Galilea.

Jeruzalem is ver weg en laat dat ook maar zo. Wat hebben we met de mensen van Jeruzalem te maken? Vorige week noemde ik het gesprek tussen Jezus en Petrus een gesprek tussen twee vrienden waar alles gezegd kan worden. Dat wordt vandaag heel duidelijk. Vandaag zijn we getuige van een grote ruzie en woordenwisseling tussen Jezus en Petrus. Jezus maakt duidelijk dat de titel Christus niet een mooie benaming is, maar een levensprogramma. Voor Petrus is dat nog niet duidelijk. Voor hem is een openbaring van Gods liefde en nabijheid nog slechts een persoonlijke aangelegenheid. Hij overziet de consequenties van zijn belijdenis nog niet. Jezus maakt het hem duidelijk: als Jezus de Christus is, dan zit er niets anders op dan om de uitdaging op te pakken en naar Jeruzalem te gaan. En Hij verwacht van zijn leerlingen dat ze meegaan.

De boodschap die de gezalfde van God in onze wereld brengt, wil de wereld klaar maken voor Gods gerechtigheid. De profeten die deze gerechtigheid verkondigen worden gedreven door een innerlijke kracht die zij zelf niet helemaal begrijpen. Jeremia getuigt daarvan in de eerste lezing en zegt: “soms wil ik er niets meer van weten, maar dan laait er in mijn hart een vuur op.”

Waar is ons vuur gelegen? Zijn wij geraakt door liefde voor het evangelie? We hoeven geen profeten te zijn en we hoeven niet allemaal af te reizen naar conflicthaarden, de meesten van ons hebben namelijk andere verantwoordelijkheden hier. Maar onze opdracht als kerk is wel om een profetische stem te zijn. Onze opdracht is niet om ons verdekt op te stellen, maar om voortdurend aandacht te vragen voor mensen in nood: christenen en andere minderheden. Zoals gisteren gebeurde op het Spui, zoals regelmatig gebeurt in de sociale media. Vluchten kun je ook doen door zwijgen, door ontkennen, door de noden te onderschatten. Wij willen niet vluchten, maar het lijden van de wereld in het hart van ons geloof brengen. Dat is wel het minste dat we kunnen doen.

Het teken waar Jezus nu van spreekt en dat Hij op Golgota waar zal maken, is het grootste offer dat een mens kan schenken, dat van zijn eigen leven. Dat teken kan alleen maar zin hebben wanneer het leven dat geschonken wordt, meer is dan het leven van een individueel mens. Het leven van Jezus is het leven van God te midden van ons. Het leven van Jezus is de bron van ons leven en we mogen uit die bron putten als wij de Schrift lezen en vooral wanneer we de Eucharistie vieren en zijn Levensbrood delen. Het is zijn Geest die in ons woont en die we tot spreken willen brengen, die we een actieve bron willen laten zijn in ons eigen bestaan.

We zeggen dan in deze viering: ook ons eigen leven is meer dan mijn eigen persoonlijke leven, maar mijn leven is van God, Het is door God geschonken en het zal weer naar God terugkeren. En in mijn leven heb ik de opdracht om de trouw van God aan mensen en de liefde voor de mensen concreet zichtbaar te aken. Het is aan ons om God present te stellen. Waarom gaat Jezus naar Jeruzalem: omdat de tempel daar leeg dreigt te raken. Veel van de Schriftgeleerden spreken niet meer van God, veel van de Farizeeën stralen niet meer de liefde voor de Wet uit. Christus wil de Heer present stellen in die nieuwe tempel: niet een gebouw van stenen, maar een levend gebouw van mensen van vlees en bloed. Hij gaat naar Jeruzalem om die tempel als het ware af te breken omdat die de mensen niet meer helpt om bij God te komen. Een echte tempel brengt God en mensen bij elkaar. Christus is de nieuwe tempel. Door het lijden heen, toont Hij Gods aanwezigheid, diens trouw en Liefde. Wij mogen in zijn voetstappen gaan, niet vluchten voor het onheil dat de wereld treft, maar door onze aandacht, ons gebed en ons spreken en onze vrijgevigheid God nabijbrengen bij hen die Hem zoeken. Moge de Geest van Christus ons moedig maken om die weg te blijven volgen.

Amen.

Verkondiging 21e zondag door het jaar, 24 augustus 2014

Lezingen
Jesaja 22, 19-23
Psalm 138
Romeinen 11, 33-36
Mattheüs 16, 13-20

Woord van welkom
Jezus wordt vandaag door Petrus op een nieuwe manier herkend. Veel mensen praten over Hem en veel mensen hebben hun eigen meningen. In onze tijd is dat niet anders. Voor Petrus is Jezus een openbaring van God, een teken dat God de mensheid niet heeft verlaten.

Nog steeds is dat de kern van ons geloof, dat God de wereld en de mensheid, zijn schepping, niet heeft verlaten. Nog steeds mogen wij rekenen op zijn koninkrijk dat mensen in hun hart kan raken en tot nieuw leven kan brengen, een koninkrijk dat wij in gebed en dienstbaarheid willen uitdragen.

Toch hebben we het idee dat dit koninkrijk uitblijft en onzichtbaar is. De belijdenis van Petrus bemoedigt ons omdat ook in zijn tijd niet iedereen in Jezus de Zoon van God herkende. Petrus wel. Hij ziet Gods nabijheid en Gods liefde in Jezus.

Wij mogen in de lezing van de Schrift en het vieren van de sacramenten Jezus nabij weten, midden onder ons. Dat koninkrijk vieren we opnieuw vandaag in deze eucharistie. Vragen we God om vergeving voor die keren dat we niet leefden vanuit het vertrouwen op Gods trouw aan zijn schepping.

Homilie
Vrienden spreken de waarheid met elkaar. Ze durven deze waarheid soms beter te zeggen dan familieleden dat aankunnen. Vrienden kennen elkaars keuzes en uitgangspunten, zij kennen elkaars krachten en beperkingen. Vriendschap is bestand tegen stormen en onenigheden. Op die manier kunnen vrienden elkaar scherp houden en er voor zorgen dat ze trouw blijven aan hun uitgangspunten.

Het gesprek tussen Jezus en Petrus gebeurt op een keerpunt in het leven van Jezus. Jezus beseft dat zijn roeping nog niet voltooid is. Het is niet voldoende om een goede leraar te zijn en wonderen te verrichten en mensen in hun geloof te sterken. Er is meer voor nodig om de mensheid te bevrijden van het kwaad dat steeds weer de kop op steekt. Jezus is niet alleen maar een vriendelijke profeet die mensen wil helpen. Hij is de Zoon van God die in de wereld gekomen is om het kwaad dat de mensheid in zijn greep houdt, definitief te verslaan. En daar is meer voor nodig dan prediking!

Jezus staat voor de keuze om eventueel naar Jeruzalem te gaan. Op die drempel vraagt Hij zijn leerlingen, die ook zijn beste vrienden zijn geworden, naar zijn eigen identiteit: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben? Wie zeggen jullie dat Ik ben?” Met het antwoord van de leerlingen, met de belijdenis van Petrus, durft Jezus het aan om die weg naar Jeruzalem in te slaan. Als u het verhaal een beetje kent, weet u hoe Petrus op dat voornemen reageert: hij wijst het af. Petrus vindt het een onzalig idee. Maar Jezus weet dat de consequentie van deze belijdenis is dat Hij naar Jeruzalem moet gaan. De strijd tegen het kwaad dat mensen in zijn greep houdt, moet tot het einde toe gevoerd worden. Ieder wordt geroepen zijn/haar bijdrage daarin te leveren, klein of groot.

Het kwaad dat mensen in zijn greep houdt, lijkt alom tegenwoordig en het heeft in Jezus’ tijd zelfs de tempel bereikt: veel tempeldienaren en schriftgeleerden lijken het spoor bijster te zijn en spreken meer van regels en voorschriften dan over datgene waar het hart eigenlijk vol van zou moeten zijn: de liefde tot God en de naaste.

Niet dat dit nieuw is: de profeet Jesaja constateert dit ook en profeteert in naam van God dat God een nieuwe overste van de tempel zal zenden, een die zijn opdracht waar zal maken. Met deze woorden van Jesaja in zijn achterhoofd beseft Jezus dat hij deze nieuwe overste van de tempel moet worden. Hij beseft dat dit niet zomaar een glorieuze intrede zal zijn, maar een pijnlijke strijd. De taak die Petrus in dit kader krijgt is die van de sleuteldrager. Hij is de apostel die het gemakkelijkst te herkennen is: hij draagt twee sleutels. Ook mensen die veraf zijn komen te staan van het geloof en de kerk herinneren zich vaak nog wel de verhalen over die apostel die ons bij de hemelpoort zal opwachten om ons – naar wij allen hopen – open te doen.

Maar de sleutelmacht die aan Petrus is geschonken is minder romantisch dan we denken. Deze sleutelmacht staat in het teken van de strijd die Jezus om zich heen ziet: een strijd om het geluk van de mens, een strijd om de toekomst van de mens. Petrus krijgt een sleutel tot het koninkrijk in handen. Dat betekent dat juist Petrus, die soms zo wankelmoedig kan zijn, maar anderzijds overloopt van liefde en toewijding voor Jezus, heel goed de worsteling van mensen kent, die met het kwaad geconfronteerd worden.

Petrus heeft regelmatig zijn keuzes moeten bijstellen. Na het sterven van Jezus die hij verloochend heeft, moet hij opnieuw kiezen om leerling te zijn. Hij krijgt van Jezus wel de kans, maar hij beseft welke teleurstelling hij altijd met zich mee zal dragen.

Zo staan ook wij steeds weer opnieuw voor de keuze om leerling te zijn. Veel mensen in onze tijd durven het niet aan: zij hebben God en kerk afgewezen. Daar kunnen allerlei reden een rol spelen, sommige serieus, andere erg zwak. Maar zij hebben de sleutel weggegooid om hun leven een nieuwe wending te geven. Zij geven zich niet meer een nieuwe kans om de weg te gaan van de liefde die alle begrip te boven gaat, de liefde die een geschenk van Gods heilige Geest is, een liefde die mensen tot grote hoogten kan brengen. Wie zich laat meenemen door het geweld van onze tijd en onze samenleving, laat zijn hart verharden door de vooroordelen tegen mensen, tegen geloof.

Tegen die verharding streed Jezus tot op het kruis toen Hij zijn beulen vergiffenis schonk. Jezus wist die sleutel van liefde en vergeving te hanteren. En die sleutel geeft Hij nu Petrus in handen om daarmee een voorbeeld van ons allen te zijn. Kunnen wij die sleutels van liefde en vergeving hanteren, misschien wel tegen beter weten in? Beseffen we dat dit de sleutels zijn die de deur naar het Koninkrijk kunnen openen? Van de vermoorde journalist James Foley zijn teksten gepubliceerd over de kracht die hij vond in het gebed en in de rozenkrans. Ze wijzen een uitweg uit de wereld van haat. Niet dat daarmee alle haat en geweld zullen verdwijnen, maar er is een ander antwoord mogelijk.

Jezus is ons voorgegaan op die weg en Petrus is Hem als een van de eersten op die weg gevolgd. Moge het ook ons gegeven zijn om die sleutels te hanteren en de weg naar het koninkrijk te banen als leerlingen van het evangelie van Jezus Christus.

Amen.