LogoAdVanDerHelm

kaarsjes

Verkondiging 1 januari 2014, moederschap van Maria, vredeszondag

Lezingen
Numeri 6, 22-27
Psalm 67
Galaten 4, 4-7
Lucas 2, 16-21

Welkom
Op deze eerste dag van het nieuwe jaar leggen we ons leven weer opnieuw bij God en vragen Hem om zijn zegen. Op voorspraak van Maria, koningin van de vrede, bidden we dat het woord van haar Zoon ons inspireert om aan vrede te blijven werken, vrede en gerechtigheid. Laten we bidden dat Gods vrede over ons zal neerdalen.

Homilie
Dit jaar is de nieuwjaarsboodschap van de paus, de eerste van paus Franciscus, gewijd aan fraterniteit, broeder- en zusterschap. Hier ligt het christelijk antwoord op de problemen van de huidige samenleving. Paus Franciscus haalt Benedictus XVI aan, die zegt dat we door de globalisering wel buren, maar geen broeders zijn. We zien veel gebeuren bij andere volken om ons heen, maar dat betekent nog niet dat we daadwerkelijk meer met elkaar verbonden zijn, als waren wij één familie. Er zijn nog steeds te veel situaties van ongelijkheid, armoede en ongerechtigheid, afwezigheid van solidariteit. Onze cultuur wordt gedomineerd door een consumptiementaliteit en een voor-wat-hoort-wat ethiek die pragmatisch is en egocentrisch.

“Waar is je broeder?” vraagt God aan Kaïn. In het verhaal van Adam en Eva en Kaïn en Abel lezen we over de oorsprong van het menselijke samenleven van individuen en volken. Het vertelt het tragische verhaal van de afwijzing van de broederschap. Kaïn gaat in tegen Gods plan, waarin broederschap centraal staat. Hij wijst de roeping af om kind van God te zijn en te leven in broederschap met anderen.

Ons geloof in God heeft een transformerende kracht voor ons leven en voor onze relaties met anderen. In onze relatie met Christus wordt menselijke broederschap vernieuwd. Het kruis is immers het definitieve en fundamentele teken van broederschap. Christus gaf zijn leven als ultieme consequentie van zijn menswording! Het verbond tussen God en mens wordt zichtbaar in dit kruis: het laat zien hoever God bereid was te gaan om het verbond te herstellen. Dit verbond brengt de mensheid weer samen met God, en bovendien verbindt het de volken met elkaar. In Christus worden alle mensen met elkaar verzoend en tot broeders en zusters gemaakt.

De paus citeert Paulus VI die duidelijk maakt dat solidariteit tussen de mensen een weg van vrede is. Hij spreekt van een plicht tot solidariteit, plicht tot sociale gerechtigheid, plicht tot universele liefde. Bovendien is vrede volgens Johannes Paulus II een ondeelbaar goed: of er is vrede die goed is voor allen, of er is geen goede vrede. Wanneer mensen van de vrede worden uitgesloten, is er geen echte vrede. Vrede kan niet voor enkelen zijn. Vrede kan niet ten koste van anderen gaan. Broederschap als basis van die vrede is niet vereist vanwege de gelijkwaardigheid tussen mensen, maar vanwege het levende beeld van God dat mensen in zich dragen. Het is de heilige Geest die dit aan ons openbaart.

Broederschap is de weg om armoede te bestrijden. Deze broederschap opent de weg voor anderen naar de voorwaarden om een gelukkig leven op te bouwen. De economische crisis noopt de mens om de modellen van economische ontwikkeling en de menselijke levensstijl aan te passen aan de veranderde situatie Wanneer broederschap een economisch fundament is, helpt dit ons de waarden te herontdekken van de vier kardinale deugden: voorzichtigheid, matigheid, gerechtigheid en kracht. Door deze deugden zijn mensen in staat om hun individuele belangen te overstijgen en te bouwen aan een samenleving in overeenstemming met de menselijke waardigheid.

Vanwege de vele oorlogen die volken geteisterd hebben, doet de paus een beroep op allen die wapens dragen: ontdek in de persoon die je nu als vijand ziet liever een broeder of zuster en reik elkaar de hand voor dialoog, vergevingsgezindheid en verzoening.

De paus noemt voorts een aantal zaken die de vrede bedreigen: corruptie, misbruik van drugs, uitputting van natuurlijke hulpbronnen, financiële speculatie, slavenhandel en de tragedie van vluchtelingen. Wanneer macht in het spel is, verdwijnt de menswaardigheid naar de achtergrond. Er is niets menselijks aan een samenleving die op relaties van macht gebaseerd is, citeert Franciscus paus Johannes XXIII.

Broederschap dient ontdekt, bemind, ervaren en verkondigd te worden. Dat vraagt openheid naar God, anders wordt de mens een object dat uitgebuit kan worden.

Als christenen geloven we in een verbondenheid met elkaar in één lichaam, waar ieder zijn eigen plek en functie heeft. Christus smeedt dit tot een geheel in zijn opdracht tot onderlinge liefde. Zo omhelst Christus de hele mensheid opdat niemand verloren gaat. God de Vader heeft de Zoon in de wereld gezonden opdat de wereld zal worden gered. De Zoon vervult deze opdracht en doet dit door zijn dienstbaarheid. Dit is de ziel van de broederschap die vrede bouwt. Wij zijn geroepen om Hem op deze weg na te volgen.

Zalig Nieuwjaar

U vindt de tekst onder:
http://www.vatican.va/holy_father/francesco/messages/peace/documents/papa-francesco_20131208_messaggio-xlvii-giornata-mondiale-pace-2014_en.html

Verkondiging 5 januari 2014, openbaring des Heren

Lezingen
Jesaja 60, 1-6
Psalm 72
Efeziërs 3, 2-3a.5-6
Mattheüs 2, 1-12

Welkom
Het Kind krijgt hoog bezoek dat door de knieën gaat en zich klein maakt. Een wonderlijke wereld van magiërs uit het Oosten komt om de Heer te ontmoeten en een andere bron van wijsheid aan te boren dan zij gewend zijn. Zij zijn er als wijzen meer op gericht om wijsheid te ontvangen dan om hun eigen wijsheid te tonen en te verspreiden.

Dat is ware wijsheid: op zoek zijn naar nieuwe waarheid, open staan voor wat je mag ontvangen. Mogen wij ook die in die houding dit feest vieren en de genade van God ontvangen, zijn liefde die Hij in dit kind openbaart. Mogen wij op deze feestdag van de Openbaring des Heren geraakt worden door de boodschap van het kerstkind.

Homilie
De wijzen gaan zonder schatten naar huis. Het is een logisch gevolg van het bezoek aan de boreling met hun schatten goud, wierook en mirre. Zwaar beladen zijn ze aangekomen. Als we geloven dat de psalmen bewaarheid worden, zijn ze met zwaar beladen kamelen gekomen. We vinden die kamelen ook in een gemiddelde kerststal, zoals achter in onze kerk.

De wijzen vinden er het kind en zijn moeder, een bijzonder tafereel. Als u naar de Bloemaert tentoonstelling in Utrecht bent geweest, waar ons schilderij uit de pastorie ook tentoongesteld was, in het Centraal Museum, kunt u zich de grote schilderijen van de nogal ondergewaardeerde en gelukkig herontdekte schilder Bloemaert vast herinneren, waarop de aanbidding door de wijzen werd afgebeeld. Er hingen twee enorme doeken, altaarstukken, waarop het tafereel voor de ogen van de kerkgangers werd afgebeeld. Drie wijzen gekleed in prachtige, rijk versierde gewaden, knielend bij het kind, dat in doeken gewikkeld is. Zij leggen hun kronen af en ze maken zich klein voor dit kind. Het kind wordt getoond door zijn moeder. Maria zit er niet passief bij, maar is onderdeel van het beeld zoals de evangelist Mattheüs het nauwkeurig beschrijft: de wijzen komen bij het kind en zijn moeder. Op deze schilderijen is de moeder gekleed in eenvoudig blauw en rood. Deze eenvoud steekt af tegen de overdaad van de wijzen.

De rijkdom van de wijzen legt het af tegen de kracht van de eenvoud van Maria die in haar eenvoudige kleding wijst op het mysterie dat in het kind zichtbaar is geworden. De combinatie van de kleuren rood en blauw betekent de ontmoeting tussen hemel en aarde. Maria presenteert het kind en in haar kleding – op de schilderijen van Bloemaert en op vele andere schilderijen is dit ook te zien – toont zij de ware betekenis van dit kind: de hemel raakt de aarde.

God heeft de aarde niet losgelaten en niet overgelaten aan spiralen van geweld en noodlot van leed en ziekte en dood. Zoals het blauw het rode onderkleed van Maria omhult, zo omhult in Christus de hemel de aarde. God omhelst de mensheid die zo vaak geteisterd wordt en die er vaak alleen voor staat. God omhelst haar met zijn barmhartigheid, met zijn levengevende aanwezigheid.

Het feest van de openbaring is een hoogtepunt. Voor de christenen in het oosten wordt nu pas de werkelijke betekenis van kerstmis duidelijk. Openbaring is natuurlijk niet één moment. Het gehele leven van Jezus is openbarend! Juist voor mensen die menen dat aan hun leven geen eer te halen is, juist voor mensen wier leven door het lijden rood gekleurd is, biedt God zijn blauwe mantel van ontferming. Maar het feest van openbaring toont ons de weg die de mens kan gaan.

De wijzen gaan zonder schatten naar huis. Ze gaan langs een andere weg naar hun land terug. Hebben ze misschien hun mantels achter gelaten? Hebben zij hun kronen laten liggen? Daar staat niets van geschreven. Maar door de ontmoeting met het kind en zijn moeder, door hun ontmoeting met het mysterie van de hemel die de aarde omhelst, worden zij veranderd. Er is een transformatie op gang gebracht, die grote gevolgen kan hebben.

Het verhaal gaat over mensen die komen uit de aarde, mensen die met beide benen op de grond staan, mensen die het goede van de aarde weten te waarderen; het gaat over wijzen uit het oosten, mensen van wijsheid en kennis en wetenschap. Deze mensen gaan open voor de hemel, voor de boodschap dat zij, mensen van de aarde, bestemd zijn om de hemel te bereiken, om God zelf te zien. Een heerlijk visioen, maar dat vraagt een transformatie. Dat vraagt loslaten.

Dat brengt me bij het andere schilderij in de pastorie uit dezelfde eeuw, dat hetzelfde thema op een andere manier uitwerkt. We zien op het schilderij van Moeyaert hoe de rijke volkeren hun overvloedige rijkdommen neerleggen bij de minderbroeder die predikt. Deze minderbroeder staat met zijn handen geheven naar de lijdensvoorwerpen van Christus en naar Johannes de Doper die op zijn beurt naar het Lam Gods verwijst. De mens is geroepen tot de bruiloft van het Lam en wordt uitgenodigd om zijn schatten achter te laten. Wij zijn geroepen tot dezelfde transformatie als die van de wijzen die hun schatten bij het Kind achterlaten en getransformeerd naar huis gaan.

Laten wij hen volgen op die weg.

Amen

Verkondiging 12 januari 2014, doop van de Heer

Lezingen

Jesaja 42, 1-4.6-7
Psalm 29
Handelingen 10, 34-38
Mattheüs 3, 13-17

Welkom
Welkom bij dit feest van de doop van de Heer. We besluiten de kersttijd met de finale openbaring van Jezus’ identiteit vóór het begin van zijn publieke leven. De ontmoeting tussen Johannes de Doper en Jezus leidt tot de doop van Jezus, een doop die een belangrijke stap markeert. Deze dag worden we allen aan onze eigen doop herinnerd. De meesten van ons hebben die niet bewust meegemaakt, maar toch is het een gebeuren dat fundamenteel is voor wie wij zijn: christen, lid van de kerk van Jezus, volgeling van het evangelie. We hebben door de doop deel gekregen aan het mysterie van Jezus leven èn sterven. Maar de belofte van de opstanding geeft ons hoop en geeft richting aan ons handelen.

Mogen wij vandaag het doopwater weer voelen en opnieuw kiezen om de weg van het evangelie te gaan! De bedoeling is dat we ons doopsel niet beschouwen als een evenement in het verleden maar als een realiteit voor vandaag, als een verbinding met Jezus die in zijn doop geroepen werd tot een weg van gerechtigheid.

Homilie
Het doopsel is een sacrament dat zo fundamenteel is en zo vaak wordt gevierd, dat het als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Het lijkt daarom ook vanzelfsprekend dat Jezus wordt gedoopt. Hij is per slot van rekening de eerste van ons allen. Onze doop weerspiegelt zijn doop.

In het evangelie is het doopsel van Jezus echter een beslissend gebeuren aan het begin van zijn publieke leven. Beslissend omdat het de identiteit van Jezus openbaart. Onduidelijk is wie deze openbaring gelijk begrijpt. Misschien Johannes, maar of de omstanders iets meekrijgen van het visioen dat Jezus bij zijn doop heeft, blijft onduidelijk. In ieder geval wordt Jezus wel iets duidelijk bij deze doop: over wie Hij is, over zijn relatie met de Vader en over de weg die Hij zal gaan, een weg van gerechtigheid. Het is de gerechtigheid van de profeten zoals Jesaja die verkondigt: licht voor blinden, ruimte voor verdrukten, vrijheid voor gevangenen; het gaat om gerechtigheid van de bevrijding uit slavernij, want de doop verwijst ook naar de doortocht door de Rode Zee.

De doop brengt Jezus, net als het Joodse volk, in de woestijn. Na veertig dagen komt Hij daaruit terug, veranderd, gericht op zijn levensopdracht, vervuld van Gods heilige Geest. Zijn weg leidt naar Jeruzalem, waar opnieuw een openbaring van wie Hij is zal plaatsvinden. Na de doop met water volgt dan de doop in het bloed. De centurio zal uitroepen: deze was een man van gerechtigheid.

Waarom Jezus naar Johannes is gegaan is niet duidelijk. Ging hij om eenvoudigweg zijn verkondiging te horen, om in zijn voetsporen te gaan en hem op te volgen? Dat wordt niet echt helder gemaakt. Wat weet Jezus eigenlijk van Johannes? Volgens de traditie van Lucas zijn ze aan elkaar verwant. Zij zijn inderdaad uit hetzelfde hout gesneden. Maar deze doop van Jezus door Johannes lijkt de omgekeerde wereld. Voor wie is het teken van Jezus' doop eigenlijk bedoeld? Niet alleen voor Hem zelf.

Velen van ons hebben wel eens een doop meegemaakt. Een doopsel van een eigen kind of een kind uit de familie, of een doop met Pasen in de kerk Sommigen van ons hebben hun eigen doop bewust meegemaakt, omdat ze die als volwassene hebben ontvangen. Meestal echter zijn we toeschouwers bij een gebeuren rondom een ander mens, een kind. We kunnen ontroerd zijn, maar we blijven meestal toeschouwers.

Maar de viering van het doopsel geeft ons een visioen van een open hemel, een visioen van Gods aanwezigheid in deze wereld. In navolging van het mysterie van kerstmis, toen de hemel de aarde omhelste, gaat God in de doop nog een stap verder. Hij laat zien dat hij zijn intrek heeft genomen in Jezus de Christus. Het Woord van God heeft zijn tent onder ons opgeslagen en heeft onder ons gewoond. Dat mysterie wordt getoond in ieder doopsel dat bediend wordt, ieder doopsel dat in onze kerk gevierd wordt. Iedere doop waarvan wij getuigen zijn, schenkt dat visioen van een mens die vervuld raakt van Gods geest. Aan ieder mens is de keuze om zijn/ haar leven daardoor te laten bepalen. Een doop is dus nooit slechts voor de dopeling bestemd, maar evenzeer voor de omstanders en voor degene die doopt.

Jezus is de Heer van allen, zegt Petrus in de eerste lezing uit de Handelingen der apostelen. In de doop wordt een mens, een kind of volwassene, opgenomen in de geloofsgemeenschap van de kerk, hij/zij wordt broeder of zuster van ons allen. Gods stem klinkt in die doop: ik maak deze mens tot mijn kind, geboren uit de Geest, een kind geroepen tot gerechtigheid. Het maakt ons als kerkgemeenschap tot een instrument van Gods gerechtigheid, opdat aan alle kinderen van God waardigheid verleend wordt en zij in de ware vrede kunnen delen. Getuige zijn van een doop verplicht ons allen tot vernieuwing van onze eigen doopbeloften: een hoge opdracht, maar het is de Geest van Jezus die ons daarbij voortdrijft en inspireert.

Amen