LogoAdVanDerHelm

kaarsjes

Verkondiging vierde zondag van de advent, 21 december 2014

Lezingen
2 Samuel 7, 1-5.8b-11.16
Psalm 89
Romeinen 16, 25-27
Lucas 1, 26-38

Woord van welkom
De kring is vol, de adventskrans draagt vier brandende kaarsen, de tijd is vervuld. Alles is gereed om de Heer te ontvangen. In welke wereld zal Hij komen? Is de wereld groot genoeg voor Hem? Als er geen ruimte is voor de mens, zal ook God zich er niet thuis voelen. Als de mens geweld wordt aangedaan, zal God zich ook gekwetst weten. Dan zal het evangelie niet kunnen wortelen. Kunnen we die ruimte maken voor de mens en dus zo ook voor Hem?

God geeft ons ruimte. Hij is de ruimte waarin wij leven. Eigenlijk hoeven we voor Hem geen ruimte te maken: wij dienen te beseffen dat we in zijn ruimte bestaan! Om ons voor die ruimte te openen bidden we God om ontferming.

Homilie
De opera cosí fan tutte begint met het opmeten van de slaapkamer. Er ligt iemand op de vloer die vol trots de contouren van een bruidsvertrek opneemt. Het wordt een hilarische opera waar op een gegeven moment niemand meer weet wie wie is. Het is een groot spel van verstoppen. Het meesterwerk van Mozart speelt met de verwarring die ontstaat wanneer mensen hun verborgen agenda uitspelen zonder daarbij anderen in vertrouwen te nemen. Het is een ruimte waar de mens zich kan verstoppen en een spel met de ander spelen.

David zit ook te plannen te maken: hij wil een huis voor God bouwen, een tempel in Jeruzalem. Het heiligdom waar de Ark van het Verbond staat, is onder de regering van David nog steeds een tabernakeltent die herinnert aan de trektocht door de woestijn. David vindt dat niet passend voor een God die heerser is over een volk dat inmiddels stevig in Israël gevestigd is. En dus heeft hij een plan, dat begint met berekenen en meten. Het ziet er op het eerste gezicht mooi uit: daar kan toch niemand bezwaren tegen hebben. David zit stevig op zijn troon. Hij is God dankbaar en wil nu ook een troon voor God maken. Een mooi godsdienstig plan, waar we in onze tijd van kerksluitingen jaloers op kunnen zijn.

Maar God prikt het door: er zit wel degelijk een dubbele agenda onder: David wil niet alleen God eren en een mooi huis voor Hem bouwen. Hij wil natuurlijk dat die glorie afstraalt op hem zelf om zijn koningschap te onderstrepen. Misschien doet David het wel meer voor zichzelf dan voor God, om indruk te maken op zijn eigen volk en evenzeer op de andere volkeren in de omgeving met wie hij goede relaties wil opbouwen.

God draait de verhoudingen om: David hoeft voor Hem geen ruimte te bouwen. God bouwt voor hem en zijn familie. Hij vestigt echter geen dynastie voor de familie van David, maar Hij verlangt een dynastie van gerechtigheid, geen koningschap van een bloedlijn, maar een koningschap dat zich laat voeden door de openbaring, een koningschap van mensen die Gods barmhartigheid en gerechtigheid weerspiegelen.

Het Kind dat uit zijn familielijn geboren wordt, zal degene zijn die dit nieuwe gebouw gaat vestigen. Hij zal zeggen: breek de tempel maar af en ik zal een nieuwe tempel bouwen. In drie dagen zal Ik die tempel bouwen. Hij zal de nieuwe David genoemd worden, niet omdat Hij een bloedverwant van David is, maar omdat Hij een Kind van Gods gerechtigheid is. Het nieuwe huis dat Hij bouwt door zijn verrijzenis, is een gebouw waar àlle mensen recht wordt gedaan.

We moeten erkennen dat het huis van de wereld dat we hebben opgebouwd klein en onevenwichtig is geworden. We houden het met geweld overeind. Daar waar onrust is, worden wapens gestuurd om de onrust te beteugelen. Om vluchtelingen te beschermen worden noodmaatregelen genomen die soms nog meer haat zaaien. Het lijkt een spiraal van geweld en haat te worden. Wie kan ons daarvan bevrijden? We willen van de wereld een huis maken waar mensen veilig zijn, maar wanneer andere mensen buiten gesloten en met geweld buiten gehouden worden zal het huis kwetsbaar blijven. Waarom lukt ons niet een andere taal te spreken, dan de taal van geweld?

God spreekt een andere taal: God biedt de mens zijn vriendschap. Deze vriendschap geeft leven. Uit die vriendschap wordt Christus geboren. Daarom wordt Maria door God uitgekozen: zij leeft in de ruimte van Gods barmhartigheid. De oude Middeleeuwse afbeeldingen hebben het goed begrepen. Ook op ons eigen Maria altaar is het te zien: zij leest in de Schriften wanneer de engel bij haar binnen komt.

De oppervlakkige toeschouwer denkt “Ach, Maria hield ook van lezen”. Maar lezen was natuurlijk geen hobby, het was een levenshouding en zij las in de Schriften de belofte van God omdat zij zich door zijn barmhartigheid omringd wist. Zij leeft als het ware in de ruimte die God heeft gebouwd. Niet iedereen ziet of ervaart die ruimte, maar Maria wel. Daarom is het voor haar mogelijk om zelf ook ruimte voor God te worden en het Woord van God ruimte te geven en in haar te laten groeien en ontwikkelen en vlees te laten worden.

In de mens die bewust leeft in de ruimte van God groeit Gods Woord en kan het tot bloei en voltooiing komen. In die ruimte kan Gods Woord zich aan de mens verbinden en zo wordt de schoot van de maagd een bruidvertrek waar God en mens elkaar in vrede en harmonie ontmoeten. Daar ligt de ware basis van Kerstmis.

Dat is ver verwijderd van de komische opera van Mozart; daar hoeft de mens zich niet meer te verstoppen om met de ander een spel te spelen. Het is de ruimte die God in deze wereld vestigt. Wij mogen leven in die ruimte en op onze beurt ruimte voor Gods Woord worden.

Amen

Verkondiging derde zondag van de advent, 14 december 2014

Lezingen
Jesaja 61, 1-2a.10-11
Psalm: Lucas 1 (Magnificat)
1 Thessalonicenzen 5, 16-24
Johannes 1, 6-8.19-28

Woord van welkom
Het licht komt in zicht en dat geeft vreugde. De laatste dagen voor Kerstmis zijn bijna begonnen en dan mag de vreugde ook groot zijn en bezongen worden. Het is eigenlijk heel vreemd om uit te roepen: Vreugde! in een wereld die allesbehalve vreugdevol is. Toch nemen de profeten dat woord in de mond om een weg te wijzen en te doen beseffen dat de ware vreugde niet door de wereld geschonken wordt en dus ook niet van die wereld afhankelijk is. We hebben een andere bron, een bron die onuitputtelijk is. Kunnen we die bron nu al aanboren in afwachting van het Kind dat komen zal? In Hem wordt de ware vreugde zichtbaar die ons van God geschonken wordt. Om ons daarvoor open te stellen, bidden we God om ontferming.

Homilie
Het is geen begerenswaardige taak om profeet in Israël te zijn. Voor de meeste profeten betekent hun profetische roeping van Godswege een confrontatie met de gevestigde machten. Het betekent dat zij zich uitspreken over goed en kwaad en dat zij het signaleren, wanneer mensen van macht en ambten misbruik maken.

Waar hebzucht en machtsmisbruik mensen misvormen, waar mensen met publieke ambten neerbuigend over anderen spreken en zichzelf verheven achten boven anderen, medewerkers en burgers, daar spreken de profeten zich uit en ze steken hun nek uit. Zij wijzen op de noodzaak van integriteit en oprechtheid en gerechtigheid, niet alleen voor de bühne en voor de buitenkant, maar vanuit het hart.

Het leven is geen buitenkant die als een façade overeind gehouden moet worden, maar het leven wordt gebouwd op een innerlijke levensovertuiging die de basis vormt van iemands denken, spreken en handelen. Daarop mogen mensen beoordeeld en ter verantwoording geroepen worden. Veel profeten hadden te lijden van hun profetische roeping en hun uitspraken. Het hoofd van Johannes de Doper eindigde op een schotel in de handen van de overspelige en verdorven vrouw van de zwakke koning Herodes. Elia en Elisa hadden veel te lijden van de koningen van Israël. Van Jesaja vertelt de Bijbel niet hoe hij gestorven is, maar er zijn oude Joodse tradities die vertellen dat ook hij door geweld om het leven gekomen is onder het akelige bewind van koning Manasse. Met Jeremia is het niet anders gegaan: zijn gejeremieer werkte op de zenuwen van de koningen die zich bekritiseerd voelden en zij namen wraak.

Als Johannes de Doper uiteindelijk Jezus aanwijst als de profeet die komen moet, is dat niet zomaar een vreugdevolle mededeling. Niet voor niets komt bij de ondervraging de verwijzing naar de profeten langs. We weten wat dit betekent: de Messias komt bij het volk dat Hem verwacht, maar velen herkennen Hem niet, met vreselijke gevolgen!

Ook in onze tijd zien velen uit naar vrede en gerechtigheid, maar ware vrede en gerechtigheid herkennen de mensen niet. De mens lijkt wanhopig op zoek naar een zinvolle en bevredigende invulling van Kerst: kosten noch moeite worden gespaard en het is bij velen al het gesprek van de dag: wat ga jij doen met Kerstmis? De kerstsfeer heeft meer te maken met versiersels en sneeuw dan met menswording. De echte innerlijke weg naar vrede en vreugde met Kerstmis is voor velen lastig te vinden.

Onze vraag is: waar ontleen je met Kerstmis jouw vreugde aan? Deze vreugde heeft te maken met menselijkheid die door God gedeeld wordt. De mens wordt niet alleen gelaten in zijn ellende als vluchteling, of uitgestotene, de mens hoeft niet alleen te blijven in zijn verdriet vanwege oorlog en geweld, vanwege het verdriet om een gestorven dierbare. De profeet, de gezalfde des Heren, krijgt bij de profeet Jesaja in de eerste lezing de opdracht om de goede boodschap te verkondigen aan allen die in nood zijn. Dat maakt dat de profeet zal jubelen en juichen: hij mag die mooie taak inhoud geven. Het is de bedoeling dat die vreugde en jubel aanstekelijk zijn.

Wij zijn allen gezalfden des Heren. Bij onze doop zijn wij gezalfd – onze geloofsleerlingen staat dat nog te wachten met Pasen volgend jaar – en ook bij het vormsel hebben we de profetenzalving ontvangen om in de kracht van de heilige Geest te gaan in de voetsporen van Jezus, de gezalfde des Heren. Onze vreugde ontlenen we aan deze opdracht. Paus Franciscus heeft er ons op gewezen dat het evangelie dat we verkondigen uiteindelijk een boodschap van vreugde is. Juist omdat de wereld zoveel duisternis kent, juist omdat de mens zo vaak op veel plekken geweld aangedaan wordt, is de boodschap van de vreugde van belang.

Zijn we aanstekelijk genoeg in die vreugde en die jubel? Laten we zien dat de bron van onze vreugde van buiten deze wereld komt en daarmee oneindig en onmetelijke en zelfs eeuwig is. Dat geeft een basis voor onze vreugde die de wereld een andere weg kan wijzen, de weg van Christus die komen zal.

Amen.

Homilie 7 december 2014, RKK viering

Voor ons die gewend zijn aan stromend water en bewegende bomen in de wind, lijkt een woestijn een stille bedoening, een plek van stilstand, een gebied waar weinig te beleven valt. Toch is het daar nu een drukte van belang. Johannes de Doper doet stof opwaaien. In tegenstelling tot veel predikers zegt hij dat we niet zozeer naar hem moeten luisteren maar ons moeten voorbereiden op iemand die komen zal. Die voorbereiding vraagt tijd en aandacht. De advent is ons geschonken als een maand van beweging en vooruitgang. De tijd is niet een voorbijgaan van minuten en dagen en jaren, maar is de ruimte die God ons gegeven heeft om te ontwikkelen. Soms laten we tijd voorbij gaan en hebben we geen idee waar de tijd blijft. Soms laten we ons meenemen door de tijd en glipt die tussen onze vingers weg. Jesaja nodigt ons uit de tijd van God goed te gebruiken als geschenk uit Gods hand.

De tijd stelt ons in staat om te bewegen en een weg te gaan. Deze verplaatsing is niet zozeer bedoeld als van A naar B, maar is een beweging van geloof. Als we straks in het Kind van Bethlehem Gods barmhartigheid willen herkennen, dan is het nodig om met diezelfde ogen naar de wereld van vandaag te kijken om te speuren naar Gods barmhartigheid èn te ontdekken waar wij die kunnen brengen. In ons bisdom Rotterdam is het Laurentiusjaar begonnen om onze blik te verruimen en die te richten op de dienende opdracht van de christenen en van de kerk. De blik van Laurentius corrigeert onze blik: hij hanteert een andere definitie van rijkdom en schatten. Altijd staat de mens bij hem centraal in plaats van materie en spullen en bezittingen. Als we eerlijk zijn, erkennen we dat we nog een lange weg te gaan hebben, voordat we ons die blik eigen gemaakt hebben. De advent en straks het feest van Kerstmis staan in dit Laurentiusjaar ook in het teken van beweging naar de naaste. Kerstmis betekent immers niet dat we terugblikken naar een geboorteverhaal van tweeduizend jaar geleden, maar dat we de blik van het Kerstkind de wereld in volgen en dat wij zien wie zich om Hem heen verzamelen, mensen aan wie wij de boodschap van zijn vrede en vreugde mogen meedelen.

Er is straks rond de kerststal veel beweging: herders en wijzen. Van allerlei kanten en uithoeken komen mensen en zij herkennen in dit Kind een teken van Gods barmhartigheid. En ze gaan allen langs andere wegen weer naar huis. De bezoekers zijn geloofsverkondigers geworden. Met diezelfde beweging zijn wij al begonnen. Wij wachten dus niet af totdat de datum van kerstmis aangebroken is en we de scheurkalender weer bij kunnen werken. Maar met de boodschap van de komst van het Vredeskind kunnen wij nu al de wereld in gaan met de troost van God zelf. De wereld ziet er beroerd uit en het lijden is groot door ziekte en door vervolging. Onbeschrijfelijk leed zien we in onze wereld. Maar we kijken niet met de ogen van passieve en hulpeloze mensen, maar we bezien de wereld met de ogen van Gods barmhartigheid en we grijpen alle mogelijkheden aan om aan mensen de troost van Gods nabijheid aan te kondigen. Laten we die tijd met vreugde en daadkracht gebruiken om met Laurentius de mensen te wijzen op de rijkdommen die zij met zich mee dragen en die God ons geschonken heeft.

Laat onze kerk niet een stille woestijn zijn, maar een plek waar tegen verwachting van velen in een nieuwe beweging van barmhartigheid op gang komt, met de stem van Johannes de Doper in onze oren en de kracht van de heilige Geest in onze handen!

Amen