Verkondiging 25 augustus 2024, eenentwintigste zondag door het jaar
Lezingen
Jozua 24, 1-2a.15-17.18b
Psalm 34
Efeze 5, 21-32
Johannes 6, 60-69
Woord van welkom
Van harte welkom. Het gesprek van Jezus met zijn leerlingen over het Brood des Levens loopt uit tot een scherpe vraag aan de leerlingen die op dat moment naar Hem luisteren: wil je nog steeds mijn leerling zijn? Jezus sluit geen compromissen, maar vraagt van de leerlingen dat zij met Hem de weg tot het einde gaan. Veel leerlingen verlaten Hem. De toespraak over het Brood des Levens is blijkbaar niet een van de meest succesvolle van zijn toespraken, naar onze menselijke maatstaven dan wel te verstaan: veel leerlingen verlaten Hem. De twaalf apostelen onder leiding van Petrus spreken hun loyaliteit uit, niet wetende tot hoe ver dat zal gaan: namelijk tot onder het kruis op Golgotha.
Ook ons hier wordt gevraagd of we Jezus’ leerlingen zijn en of wij de wereld kunnen wijzen op de ware bronnen van leven. De wereld blijft altijd op zoek naar die bronnen en wij kunnen naar die bronnen wijzen en ze openen voor mensen die op zoek zijn. Kunnen wij inderdaad wegwijzers zijn naar het levende Brood van de eucharistie als bron van liefde van God die voor alle mensen bestemd is? Laten we in deze eucharistie opnieuw uitspreken dat we volgelingen van Jezus zijn, van Hem die het levende Brood van God in de wereld heeft gebracht en laten we dat Brood dan ook met een open hart ontvangen.
Homilie
Broeders en zusters, vrienden van de Heer,
De vrijheid om te kiezen en deel te nemen aan verkiezingen is in onze Westerse landen een hoogtepunt en een krachtig symbool van ons bestaan als burger in de samenleving: we zijn vrij om te stemmen op wie we willen. In perioden van verkiezingen proberen partijen en politici zoveel mogelijk stemmen te verzamelen en proberen zij zo populair mogelijk te zijn. Die populariteit wordt voortdurend gemeten. Vandaag krijgen de leerlingen van Jezus een vrije keuze geboden: willen jullie blijven of willen jullie weggaan? Keuzes maken hoort bij geloven en dat betekent dat God het risico neemt dat mensen kiezen om zonder Hem de weg te gaan in hun leven. Dat begint al bij de eerste ontmoeting tussen God en mensen in het aardse paradijs die op verwijdering uitloopt. Steeds komt de uitnodiging tot die keuze terug in de Bijbel. Van Israël wordt vandaag in de eerste lezing ook een keuze gevraagd: het beloofde land is ingenomen. Het is als een geschenk aanvaard. Aan de lange zoektocht door de woestijn onder leiding van Mozes is een eind gekomen. Onderweg werd het volk gevoed door het manna, het brood uit de hemel. Aan dat brood is nu een einde gekomen: het land zelf zal nu voor het voedsel zorgen. Nu komt het erop aan dat land in te richten en op te bouwen. Het volk klinkt vandaag heel dapper en belooft de Heer te blijven dienen. We weten uit de geschiedenis van Israël hoe kwetsbaar deze belofte is: telkens wordt deze gebroken en moet vernieuwd worden. Het blijkt anderzijds ook hoe trouw God is en hoe Hij steeds weer de kans te biedt om de gebroken belofte te herstellen en te vernieuwen.
In zijn lange rede over het levende Brood verwijst Jezus naar dat manna. Zoals het manna het volk gevoed heeft in de woestijn, zal het manna dat Jezus geeft, het volk voeden. Maar Jezus gaat een stap verder. Terwijl het manna een tijdelijke oplossing was en voedsel voor onderweg in de woestijn, biedt Jezus in zijn Levende Brood een blijvende bron van leven, niet alleen voor dit leven, maar uiteindelijk over de grens van de dood heen. Het is bron van eeuwig, oneindig leven. Ofwel goddelijk leven, een echt, volledig leven. De reikwijdte van de mens gaat vaak niet verder dan zijn eigen dagelijkse bestaan. De mens zoekt oplossingen voor geluk en vrede, maar het zicht blijft vaak beperkt tot zijn/haar eigen wereld. Om het in de woorden van het evangelie volgens Johannes te zeggen: de mens blijft steken op het niveau van het ‘vlees’. Maar dat is van geen nut, zegt Jezus. In het evangelie volgens Johannes wordt de tegenstelling tussen vlees en geest vaak scherp uitgewerkt. Het ware leven is weggelegd voor de mens die leeft vanuit de geest. De mens die niet verder kijkt dan het vlees, het materiële, weet niet wat leven werkelijk betekent.
Toch moeten we dit genuanceerd en evenwichtig lezen. Jezus zegt vandaag: het vlees is van geen nut. De christelijke traditie heeft dit nooit in alle scherpte overgenomen, maar heeft het in een breder licht geplaatst. Johannes zegt immers ook aan het begin van zijn Evangelie dat God mens is geworden en Gods woord onder ons is komen wonen. Blijkbaar kan onze werkelijkheid, onze wereld, ons materieel bestaan wel degelijk vervuld zijn van Gods Geest en van Gods aanwezigheid. Jezus zegt dus dat de menselijke weg een weg is waarbij het vlees, het materiële en aardse bestaan van de mens zich kan laten leiden en vervullen door de Geest. Wanneer de mens zich verstaat als geestelijk wezen en een door de Geest vervulde ziel, is het goddelijke leven al bij de mens uitgezaaid. De mens hoeft dus het materiële leven niet volledig af te wijzen, maar dient het te laten vervullen van de Geest van God. Als wij dus als leerlingen Petrus nazeggen: “Gij hebt woorden van eeuwig leven, tot wie zouden wij anders gaan”, ontvangen wij al dat leven. Dan zijn wij aan God gehecht. Het fundament van geloven is uit vrije wil kiezen voor het leven verbonden met God. Dat zijn geen democratische verkiezingen, maar het is wel een keuze voor een leven in relatie met God. Moge het ons gegeven zijn om ook vandaag in het ontvangen van de eucharistie, te ervaren dat we in onze keuze voor God, onze keuze om leerling van Jezus Christus te blijven, het leven van God zelf ontvangen. Amen