Verkondiging 29e zondag door het jaar, 19 oktober 2014
Lezingen
Jesaja 45,1.4-6
Psalm 96
1 Thessalonicenzen 1, 1-5b
Mattheüs 22, 15-21
Woord van welkom
Welkom op deze zonnige ochtend om onze wereld te zien in het licht van Gods liefde. In Rome wordt de synode afgesloten en wordt paus Paulus VI zalig verklaard. Deze paus hield in roerige tijden de koers van het concilie vast.
Ook ons wordt gevraagd om in de onrustige wereld van vandaag, de koers van het evangelie van Christus, dat een evangelie van vrede is, vast te houden. Vragen we God om vergeving voor die keren dat we niet vanuit het vertrouwen op God leefden.
Homilie
Welke houding dienen wij tegenover de heersers van de volken aan te nemen? Wij geloven in God en hoe staan we dan tegenover de leiders van onze wereld? Het thema van deze zondag is actueel in een wereld waar we als christenen een minderheid vormen. Natuurlijk zag de samenleving er in de tijd van koning Cyrus, in het eerste testament, en die van de Romeinse keizers, tijdens het nieuwe testament, er anders uit dan in onze tijd. Toch is het thema herkenbaar.
Mensen dragen allemaal maatschappelijke verantwoordelijkheid en de vraag is, waardoor wij ons laten leiden. De profeet Jesaja vertelt dat de vreemde koning Cyrus die eigenlijk buiten het verbond van God met zijn volk staat, toch instrument van Gods heilsplan is geworden. De ballingschap die een fundamentele crisis voor het Joodse volk te weeg heeft gebracht, wordt beëindigd door deze koning die het volk helpt om een nieuw bestaan in het eigen Joodse land op te bouwen, inclusief een nieuwe tempel.
De keizer in Rome probeert het Joodse volk zijn geloof af te nemen. De tempel mag blijven, maar verder moet men in het gareel lopen. Er is wel enige tolerantie voor de eigenheid van dit eigenzinnige volk, maar het moet niet te gek worden. De keizercultus wordt niet opgelegd en men mag zijn eigen religieuze wetten handhaven, maar ondertussen maakt het leger de dienst uit en houdt de Romeinse landvoogd het volk in zijn greep en kan mensen ter dood veroordelen. De farizeeën en schriftgeleerden hebben wegen gevonden om toch met de heidense Romeinen te leven en via slimmigheden aan hun geloof trouw te blijven en zich niet te laten verontreinigen volgens hun rituele principes.
Erg serieus is dit in de ogen van Jezus niet. Het antwoord van Jezus op de vraag naar belasting wordt door alle partijen in het eigen voordeel uitgelegd. Sommigen zien dit als een rechtvaardiging van de scheiding van kerk en staat, omdat ieder zich blijkbaar met het zijne bezig moet houden. Anderen zien het als een afwijzing, omdat Jezus niets te maken wil hebben met munten waar een afbeelding op staat, ook al is die van een keizer of beter gezegd, juist omdat het de keizer is. Laat de keizer zijn geld maar houden!
Ik denk echter dat Jezus’ antwoord een vraag aan het adres van de machthebbers inhoudt. Het is een vraag die natuurlijk ieder van ons aangaat. De vraag is, of we de mens werkelijk als beeld van de levende God zien. Daar leidt de verwijzing heen die verwijst naar de beeltenis van een mens op de munt. Ook op onze Nederlandse munt staat een beeltenis van een mens. De vraag is nu: wie dient wie? Dient het geld de mens of dient de mens het geld? Die vraag ligt onder de vraag naar de belasting aan de keizer. Staat de mens centraal of het geld? Waar is onze samenleving op gebouwd? Waar ligt de eigenlijke macht?
Voor Jezus is de waarde van de mens in God geworteld. De mens als schepsel van God is bekleed met de gave om het leven te geven. De mens heeft het talent gekregen om de wereld tot een bewoonbare plaats te maken. De mens draagt de goddelijke deugden van geloof, hoop en liefde als instrumenten om met de naaste te bouwen aan het koninkrijk van God dat ons uiteindelijk in zijn definitieve vorm geschonken zal worden.
De mens draagt dat talent, maar maakt dit niet altijd waar. De mens kan evenzeer vernietigend en dodend en gewelddadig te keer gaan. Het wordt ons deze maanden op afschuwelijk wijze duidelijk gemaakt. Christenen, Jezidi's en zogenaamd afvallige moslims worden slachtoffers van lieden die met niets en niemand ontziend geweld tekeer gaan. Ik heb deze week een jongere gesproken die een bezoek heeft gebracht aan vluchtelingen uit Irak en Syrië. Hij is getuige geweest van mensen die te midden van het geweld getuigen van geloof, van hoop en van onderlinge liefde. Er is alle reden om zowel je geloof in God als in mensen op te geven. Toch beseffen veel mensen daar dat dit niet de weg is, dat zij hun geloof in een betere wereld willen behouden. Zolang mensen daar die talenten kunnen vasthouden, is het ook aan ons om ons leven daarop te vestigen en ons geloof niet op te geven.
Van de leiders van de volken wordt gevraagd om de mens te verdedigen en de mens als beeld van God te beschermen. Als de mens teloor gaat, zal de liefde verloren gaan. Als de machthebbers en ook wijzelf ons laten meeslepen in de taal van wraak en geweld, gaat ook de menselijkheid van onszelf verloren. De vraag naar belasting is niet zo maar een praktische vraag, maar is uiteindelijk een vraag naar geloof: staat de mens echt centraal in ons leven en onze wereld?
Aan ons de opdracht om die vraag levend te houden en onze wereld daarop te ondervragen vanuit ons geloof in Christus die het beeld van de liefhebbende God is.
Amen.