Verkondiging 14 juli 2024, vijftiende zondag door het jaar
Lezingen
Amos 7, 12-15
Psalm 85
Efeze 1, 3-14
Marcus 6, 7-13
Woord van welkom
Van harte welkom, u allen,
Jezus draait vandaag de rollen om. Het is gebruikelijk voor een rondtrekkende rabbi dat hij leerlingen om zich heen verzamelt. Rabbi’s vormen scholen. Daar is niets uitzonderlijks aan en zo is ook Jezus een rondtrekkende rabbi, die een groep leerlingen om zich heen verzamelt. Iedere groep heeft eigen accenten en kenmerken. Sommige groepen richten zich meer op reinheid, de andere meer op wijsheid, sommige gaan meer in de voetsporen van Mozes, andere hebben een meer profetisch karakter en gaan in de voetspoor van Elia en Amos. Vandaag draait Jezus de rollen om: hij stuurt zijn leerlingen op pad om zelf verkondigend rond te trekken. Zij zijn toch geen rabbi? Waar halen zij dan hun kennis vandaan? De boodschap is eenvoudig: het koninkrijk van God is nabij. Meer is niet nodig. We zijn hier gekomen om ons vandaag te laten voeden in de eucharistie. Dan blijven er nog zes dagen om in de samenleving, in onze eigen sociale kring te vertellen dat God nabij is, dat zijn barmhartigheid voor alle mensen is. Ook wij worden gezonden met die boodschap in de wereld van vandaag. Laten we ons bezinnen op ons eigen leven.
Homilie
Broeders en zusters, vrienden van de Heer,
Deze week zullen weer duizenden mensen op pad gaan voor de Nijmeegse Vierdaagse, bijna 50.000. Uit heel Nederland en van daarbuiten komen mensen naar een van de oudste steden van ons land om aan dit indrukwekkende internationale evenement – er doen mensen van 86 nationaliteiten mee – mee te doen. Er doen ook veel militairen mee: uit 34 landen. Voor hen een bijzondere mars, die nu eens niet gericht is op hun core business: oorlog en gewapende conflicten, maar op wandelen, bewegen en in conditie blijven. Misschien is het door de vele ontmoetingen met anderen ook een moment van bezinning? Zelfs vanuit het Vaticaan gaat er vaak een delegatie van de Zwitserse Garde mee. Niet in hun feestelijke kleurige renaissance uniform, maar in hun dagelijkse blauwe tenue.
Het is mij nog nooit gelukt om voldoende getraind te zijn om aan meedoen ook maar te denken. Dat laat ik aan anderen over. Die volg ik dan wel weer op hun tochten door de velden en de dorpen. Het blijft een prachtige, indrukwekkende wandeling. Van vrienden die jaarlijkse deelnemers zijn, begrijp ik dat de diversiteit en de onderscheiden nationaliteiten en achtergronden geen belemmering zijn voor een hartelijke en gemoedelijke sfeer, integendeel. Het schijnt zelfs aanstekelijk en verslavend te zijn.
Wandelen is: een evangelisch tempo nemen. Anders dan het vervoer met snelle en supersnelle vervoersmiddelen, noemt men wandelen ook wel “gaan met het ritme van de ziel”. Natuurlijk hadden de leerlingen geen andere keuze dan te voet gaan. Paarden en koetsen waren slechts weggelegd voor de elitaire bovenlaag van de bevolking en de Romeinse indringers. De leerlingen die uitgezonden worden, moeten dit bovendien doen zonder dat Jezus meegaat. Hij die de inspiratiebron is, Hij die voortdurend wonderen verricht en inspirerende boodschappen uitspreekt, gaat níet mee. Hij wil later wel hun ervaringen horen. De leerlingen zullen inderdaad enthousiast, vol van verhalen terugkomen. Zij zijn vol verwondering over het effect van de woorden die zij verspreid hebben. Het was, zullen zij zeggen, alsof de duivel van zijn troon was gevallen.
De kern van de boodschap die Jezus meegeeft – en die is belangrijker dan allerlei hulpmiddelen en technieken, die moeten de leerlingen thuis laten – is dat het Koninkrijk van God, het Koninkrijk van gerechtigheid, nabij is. Maar dit is niet alleen een woord, maar ook een manier van leven. Als je predikers op straat tegenkomt met een boodschap van het Koninkrijk, wil dat niet meteen zeggen dat de gerechtigheid van God meteen zichtbaar en voelbaar is. Het is de uitdaging die onder de boodschap zit: de boodschap moet wel degelijk in hun aanpak en hun voorbeeld zichtbaar worden. De leefwijze van de leerlingen die als het ware ongewapend en kwetsbaar de wereld in gaan, betekent dat zij zich afhankelijk maken van anderen, dat zij de ondersteuning van anderen nodig hebben. Zij verheffen zich niet boven de anderen. Het zijn geen betweters die de bezochte dorpen als minderwaardig of achterlijk bestempelen omdat zij nog niet van het Koninkrijk gehoord zouden hebben.
De opdracht van de leerlingen is om door hun wandelen met het evangelisch tempo, samen met anderen optrekken, luisterend, het leven delend, liefde gevend en ontvangend. Het is een oefenen in het samen-leven, het samen-gaan. Samen de weg vinden betekent dat op die manier het Koninkrijk dichterbij komt. De profeet Amos die in de eerste lezing zijn profetentaak op zich neemt, is een profeet die niet met de hulp van zijn techniek en als lid van het profetengilde te werk gaat, maar als eenvoudige veehouder en vijgenkweker vanuit zijn persoonlijke geloof en zijn relatie met God spreekt. Dat leert ons dat ook wij vanuit die persoonlijke relatie met God mogen durven te spreken. Paulus maakt nog eens duidelijk wat voor hem die kern is: Als kinderen van Jezus Christus, ik zou zeggen als broeders en zusters van de ene Vader, worden we door Hem met heel de mensheid en heel de schepping tot een grote eenheid gebracht. Die eenheid heft de diversiteit niet op. Integendeel, die wordt daarbij juist bevestigd.
Op die manier is die ene stoet die komende dagen door de velden en heuvels rond Nijmegen trekt een symbool van de diverse mensheid die twee aan twee of in mooie groepen optrekt en steeds meer en meer verbonden raakt. Moge die aanblik ons inspireren om die hoop en het visioen op het Koninkrijk nooit op te geven, ook niet in een verdeelde wereld. Amen