Verkondiging 5 mei 2024, zesde zondag van Pasen
Lezingen
Handelingen 10, 25-26.34-35.44-48
Psalm 98
1 Johannes 4, 7-10
Johannes 15, 9-17
Woord van welkom
Welkom op deze zesde zondag van Pasen. Nu het afscheid van Jezus nadert met Hemelvaart, worden de teksten indringender. Hoe kunnen we de band met Jezus levend houden? Hoe zorgen we dat dit niet simpelweg een mooie herinnering blijft, maar een levende bron die we telkens vernieuwen? De beste bron om Jezus te gedenken is onze eigen manier van leven. Door Hem te spiegelen in ons spreken en handelen en Hem aanwezig te brengen in de wereld. Deze Bevrijdingsdag herinnert ons aan de opdracht om deze samenleving een veilige en vredige woonplek te laten zijn. Een flinke uitdaging. Gisteren hebben we onze doden herdacht en vandaag vieren we de vrede. Moge Christus die de bron van ware vrede is, ons inspireren om die vrede inhoud te geven.
Homilie
Broeders en zusters, vrienden van de Heer,
In de ontmoeting van Petrus en Cornelius komen twee werelden bij elkaar. Twee werelden die tegengesteld lijken aan elkaar. Joden voelden zich bedreigd door de overheersende machten van de Romeinen, die niet alleen met hun legers, maar ook met hun hele leefwijze het Joodse geloof en de Joodse gebruiken onderdrukten. Na de dood van Jezus, die door Pilatus mogelijk gemaakt werd, zal de relatie tussen de leerlingen van Jezus en de Romeinen nog meer onder druk zijn komen ter staan. In zijn leven had Jezus al ontmoetingen met enkele Romeinen die van groot geloof getuigden. Deze uitzonderingen zijn opgetekend in het evangelie, maar dat wil niet zeggen dat het begrip voor de Romeinen daarmee verzekerd was. Het was zeker niet vanzelfsprekend dat de leerlingen open stonden voor ontmoetingen met Romeinen. In dit deel van de Handelingen van de Apostelen, en later in de ontmoeting tussen Petrus en Paulus horen we de spanning over de fundamentele vraag van de eerste christenen: wie kan leerling van Jezus zijn? Welke voorwaarden moeten we stellen? Het leidt tot de keuze om de christengemeenschap open te stellen voor niet-Joden. Maar voor Petrus is dat in de tekst van vandaag nog niet duidelijk.
Principieel moeten we twee zaken onderscheiden. Enerzijds weten we dat de genade van God alles overstijgt. Deze is overvloedig en teken van zijn oneindige liefde. We weten dat iedereen die genade kan ontvangen. Wie wel en wie niet Gods genade krijgt, daar gaan wij niet over. De paus niet, de pastoor niet, de andere vrijwilligers in de parochie niet, je buurvrouw niet. God die de mens kent, zal zijn genade geven aan iedereen die daarvoor open staat. En: over het innerlijk kunnen we nooit een definitief en volledig oordeel vellen. Aan de andere kant betekent deel uitmaken van het Lichaam van Christus op aarde, lid zijn van de Kerk als spirituele, geestelijke gemeenschap, dat we ons kruis opnemen, dat we onze roeping verstaan en oppakken. Het vraagt dat we solidair zijn met de armen en met anderen die in nood zijn. Het vraagt een leven volgens de Zaligsprekingen van de Bergrede en het Dubbelgebod van de liefde.
Wat kun je wat dat betreft verwachten van Romeinen die er een levensstijl op na houden die ver af lijkt te staan van wat de Tien Geboden ons vragen? Kunnen de Romeinen met hun cultuur en hun godenwereld, beantwoorden aan dat dubbelgebod van Jezus: God liefhebben en de naaste als jezelf? Vertegenwoordigt die Cornelis met zijn familie niet een levenswijze van onderdrukking, decadentie en afgoderij? We lezen in Handelingen 10 dat Petrus met knikkende knieën naar Cornelius gaat. Hij begeeft zich op glad ijs en krijgt dit later ook als verwijt terug: waarom ga je aan tafel met deze heidenen? Een verwijt dat ons bekend in de oren klinkt: heeft Jezus ook niet dat verwijt voor zijn voeten geworpen gekregen? Maar de ontmoeting blijkt grensoverschrijdend te zijn: Petrus herkent bij Cornelius en zijn metgezellen dezelfde Geest als die bij Jezus was.
Herkent u dit: een ontmoeting die je leven verandert? Een ontmoeting waar meer gebeurt dan gewoon gezelligheid: een geest van verstandhouding, herkenning van diepere waarden die gedeeld worden? Ik kan in mijn leven een aantal ontmoetingen benoemen die mijn leven veranderd hebben en mij gemaakt hebben tot wie ik ben. Het is verrassend hoe je wereld dan groter wordt. Het zijn momenten die door God gegeven worden, zoals vandaag bij Petrus en Cornelius.
Als Jezus afscheid neemt van zijn leerlingen en spreekt van de liefde, dan is dat niet zozeer een morele opdracht. Het is een oproep om te beseffen dat de Liefde waar Hij van spreekt, de Liefde waarmee Hij gestorven is, God zelf is. Die Liefde is niet een concreet handelen van ons, maar die Liefde is een woonplaats, een verblijfplaats, een geestelijk thuis; het is een houding, een spiritualiteit. Als wij bouwen aan de kerk, de parochie, de geloofsgemeenschap, is het onze opdracht te bouwen aan een huis waar mensen die liefde kunnen ontmoeten en ervaren. Is onze geloofsgemeenschap zo’n plek? Maken we altijd ruimte voor Gods Liefde? Dat is een gewetensvraag! Wij zijn geen heer en meester van de Liefde; wij ontvangen die Liefde en ieder die op dezelfde wijze open staat voor die liefde, hoort bij die gemeenschap. In die gemeenschap blijft de Geest van Jezus levend als een bron van kracht en vreugde. Mogen wij dat vaak ervaren en met velen delen. Amen