LogoAdVanDerHelm

kaarsjes

Verkondiging 18 februari 2024 – eerste zondag veertigdagentijd

Lezingen
Genesis 9, 8-15
Psalm 25
1 Petrus 3, 18-22
Marcus 1, 12-15

Welkom
Nu, aan het begin van onze tocht door de woestijn naar Pasen, hebben we nog voldoende kans om dit een rijke tijd te laten zijn. Een tijd waarin niet het negatieve en het angstige de toon zetten, maar de hoop op bevrijding, het perspectief op opstanding en nieuw leven. Het besef dat God ons geschapen heeft om ooit te leven in het licht van zijn aangezicht, in zijn eeuwigheid, kan ons het vertrouwen geven dat God deze wereld niet heeft vergeten, dat Hij ons niet heeft vergeten.

Laat deze eucharistie een moment zijn waarop we zijn voedende aanwezigheid ervaren. Maken we ruimte in ons hart voor een zelfonderzoek over de stand van zaken van ons eigen leven vandaag.

Homilie
Broeders en zusters, vrienden van de Heer,
Het lijkt wel een paradijselijk tafereel in dit stukje van het begin van het evangelie van Marcus: Jezus verblijft tussen de wilde dieren en de engelen. De evangelist Marcus vertelt geen details. Hij zegt wel dat de satan Jezus op de proef stelt, maar anders dan Lucas en Mattheüs blijft hij discreet over de manier waarop dat gebeurt. De gevangenneming van Johannes de Doper zet Jezus op het spoor om in diens voetsporen te gaan en de verkondiging van het Rijk Gods op zich te nemen. Ook dit wordt zonder veel omhaal van woorden of dramatiek verteld. Het wordt in korte bewoordingen gezegd, maar het is een heel groot verhaal dat in die vier korte verzen wordt verteld. Verzen die boekdelen spreken.

Wat de drie verhalen vandaag verbindt, is de doop. Niet gek want we leven allen toe naar de vernieuwing van onze doopbeloften. Al in het Oude Testament wordt vooruitgewezen naar de doop. Het verhaal van Noach is een soort doopverhaal: hij wordt immers gered uit het water van de dood. Het water heeft hem niet verzwolgen, want zijn vertrouwen op God heeft hem aangezet om een ark te bouwen, een schip dat hem droeg. Een schip dat hem, zijn gezin en zelfs alle dieren van de aarde heeft gedragen. Die ark heeft hem gered, zoals ook later Mozes uit het water gered werd. De redding uit het duistere water heeft Noach geopend voor het besef dat God een verbond met hem heeft gesloten, een verbond dat er blijkt te bestaan tussen God en mensen. Voortaan mag de mens het aandurven om vanuit dat verbond te leven. Dat betekent dat de mens de hoop mag koesteren dat de wereld niet ten onder gaat, maar uiteindelijk een weg ten leven zal vinden. Terwijl de individuele mens een thuis zal vinden in Gods eeuwigheid, zal de mensheid zich ontwikkelen in de richting van het Koninkrijk. Met de kracht van het doopsel dat Jezus van Johannes heeft ontvangen, is Jezus zijn levensweg begonnen. Hij is zijn verkondiging begonnen, onverschrokken en vertrouwend op de nabijheid van zijn Vader.

Petrus verkondigt de essentie van de doop. De doop is niet een socialisatie ritueel: je hoort bij de mensengemeenschap van de kerk. Het is ook niet een soort reiniging zoals het dat bij Johannes de Doper was. Het is de verbinding met God zelf. Beter gezegd: God heeft zichzelf met ons verbonden. Dat vieren we in de doop, en voor ons is de doop die bezegeling van wat de Vader tot zijn Zoon bij diens doop gezegd heeft: dit is mijn geliefde zoon. Beseffen we dat die woorden ook tot ons gesproken zijn bij onze doop: je bent mijn geliefd kind. In die liefde heeft God zich met ons verbonden.

De doop is ook de gave van een geweten dat zich spiegelt aan Gods goedheid en zijn onderwijzingen. Het maakt ons van een wezen dat op zichzelf leeft en voor zichzelf leeft, een individualist, tot een persoon die vrijheid geniet om te kiezen in het leven. Een persoon die deze vrijheid gebruikt in het licht van het dubbelgebod van de liefde dat Christus ons onderwezen heeft. Vrijheid is een kernwaarde van onze samenleving. De manier waarop wij als christenen dit verstaan is heel specifiek: wij zien het als een vrijheid die in relatie staat tot de naaste en onze verantwoordelijkheid voor de samenleving en voor het welzijn van anderen.

Nu wij ons bezinnen op onze eigen doop, die we met Pasen gaan vernieuwen, is de vraag: is ons doopsel een fundament van ons dagelijks leven, is het doopsel voor onszelf een bron van hoop en kracht? Ik besef heel goed dat onze situatie in de wereld alles behalve rooskleurig is. Ik hoef het allemaal niet op te sommen. Onze houding daarbij is niet wanhoop, noch cynisme, noch terugtrekken in een eigen zogenaamd veilig bolwerk. Onze houding is een houding van de nabijheid van het koninkrijk. Kunnen we in ons denken, spreken en handelen getuigen van onze overtuiging dat het Rijk Gods niet ver weg is, dat Gods liefde onze wereld niet verlaten heeft? Dat is de houding van het doopsel, dat is de houding van Noach die ontdekt dat God een verbond met hem heeft gesloten. Het is het besef van Petrus waarmee hij de gemeente bemoedigt en een fundament geeft. Op dat fundament zijn wij hier samengekomen. Dat fundament vieren we in de eucharistie waarin het verbond bezegeld wordt in het lijden en sterven van Jezus. Dat gaan wij nu vieren. Amen