LogoAdVanDerHelm

kaarsjes

Verkondiging 22e zondag door het jaar, 31 augustus 2014

Lezingen
Jeremia 20, 7-9
Psalm 63
Romeinen 12, 1-2
Mattheüs 16, 21-27

Woord van welkom
In deze eucharistieviering willen we in een onrustige wereld de nabijheid van God ervaren. We willen door zijn aanwezigheid gevoed worden. We snakken naar een woord van vrede, we verlangen naar het brood van vrede.

Christus gaat ons voor en zegt ons de richting die Hij op wil gaan. Hij slaat de weg naar Jeruzalem in en dat betekent feitelijk het einde. Daar zal Hij zijn dood tegemoet gaan. Hij zal naar menselijke berekening zijn einde vinden. Maar Gods heilsplan is krachtig en vol leven. Durven wij Christus te volgen of wenden we ons van de wereld af? Vragen we God om vergeving voor die keren dat we niet leefden vanuit het vertrouwen op Gods trouw aan zijn schepping.

Homilie
Mensen vluchten weg van het strijdtoneel. Mensen vluchten weg van de ebola epidemie. Mensen vluchten van armoede met hoop op een beter leven. Onze wereld is kleiner geworden en verre gebieden zijn bereikbaar geworden. En ook de mensen van die landen zijn mobieler en beweeglijker geworden. Met vliegtuigen en boten probeert men een veilig heenkomen te zoeken, als het moet door middel van mensensmokkelaars met minder zuivere bedoelingen, soms zelfs met de dood tot gevolg. De risico's zijn groot, maar men is bereid die te lopen. Alles beter dan daar te blijven in de landen en gebieden waar geen perspectief is.

Jezus vertoont het omgekeerde gedrag. Hij zoekt de problemen juist op. Hij wil naar Jeruzalem gaan. Petrus snapt wat dit betekent. Het betekent een provocatie aan het adres van de kliek rond de tempel. Wat heb je daar te zoeken? We hebben het hier fijn met elkaar, zegt Petrus. De leerlingen weten nu dat ze de Messias in hun midden hebben en die laat Petrus zich niet meer afnemen. Hij probeert zijn wereld zo klein mogelijk te houden en te beperken tot Galilea.

Jeruzalem is ver weg en laat dat ook maar zo. Wat hebben we met de mensen van Jeruzalem te maken? Vorige week noemde ik het gesprek tussen Jezus en Petrus een gesprek tussen twee vrienden waar alles gezegd kan worden. Dat wordt vandaag heel duidelijk. Vandaag zijn we getuige van een grote ruzie en woordenwisseling tussen Jezus en Petrus. Jezus maakt duidelijk dat de titel Christus niet een mooie benaming is, maar een levensprogramma. Voor Petrus is dat nog niet duidelijk. Voor hem is een openbaring van Gods liefde en nabijheid nog slechts een persoonlijke aangelegenheid. Hij overziet de consequenties van zijn belijdenis nog niet. Jezus maakt het hem duidelijk: als Jezus de Christus is, dan zit er niets anders op dan om de uitdaging op te pakken en naar Jeruzalem te gaan. En Hij verwacht van zijn leerlingen dat ze meegaan.

De boodschap die de gezalfde van God in onze wereld brengt, wil de wereld klaar maken voor Gods gerechtigheid. De profeten die deze gerechtigheid verkondigen worden gedreven door een innerlijke kracht die zij zelf niet helemaal begrijpen. Jeremia getuigt daarvan in de eerste lezing en zegt: “soms wil ik er niets meer van weten, maar dan laait er in mijn hart een vuur op.”

Waar is ons vuur gelegen? Zijn wij geraakt door liefde voor het evangelie? We hoeven geen profeten te zijn en we hoeven niet allemaal af te reizen naar conflicthaarden, de meesten van ons hebben namelijk andere verantwoordelijkheden hier. Maar onze opdracht als kerk is wel om een profetische stem te zijn. Onze opdracht is niet om ons verdekt op te stellen, maar om voortdurend aandacht te vragen voor mensen in nood: christenen en andere minderheden. Zoals gisteren gebeurde op het Spui, zoals regelmatig gebeurt in de sociale media. Vluchten kun je ook doen door zwijgen, door ontkennen, door de noden te onderschatten. Wij willen niet vluchten, maar het lijden van de wereld in het hart van ons geloof brengen. Dat is wel het minste dat we kunnen doen.

Het teken waar Jezus nu van spreekt en dat Hij op Golgota waar zal maken, is het grootste offer dat een mens kan schenken, dat van zijn eigen leven. Dat teken kan alleen maar zin hebben wanneer het leven dat geschonken wordt, meer is dan het leven van een individueel mens. Het leven van Jezus is het leven van God te midden van ons. Het leven van Jezus is de bron van ons leven en we mogen uit die bron putten als wij de Schrift lezen en vooral wanneer we de Eucharistie vieren en zijn Levensbrood delen. Het is zijn Geest die in ons woont en die we tot spreken willen brengen, die we een actieve bron willen laten zijn in ons eigen bestaan.

We zeggen dan in deze viering: ook ons eigen leven is meer dan mijn eigen persoonlijke leven, maar mijn leven is van God, Het is door God geschonken en het zal weer naar God terugkeren. En in mijn leven heb ik de opdracht om de trouw van God aan mensen en de liefde voor de mensen concreet zichtbaar te aken. Het is aan ons om God present te stellen. Waarom gaat Jezus naar Jeruzalem: omdat de tempel daar leeg dreigt te raken. Veel van de Schriftgeleerden spreken niet meer van God, veel van de Farizeeën stralen niet meer de liefde voor de Wet uit. Christus wil de Heer present stellen in die nieuwe tempel: niet een gebouw van stenen, maar een levend gebouw van mensen van vlees en bloed. Hij gaat naar Jeruzalem om die tempel als het ware af te breken omdat die de mensen niet meer helpt om bij God te komen. Een echte tempel brengt God en mensen bij elkaar. Christus is de nieuwe tempel. Door het lijden heen, toont Hij Gods aanwezigheid, diens trouw en Liefde. Wij mogen in zijn voetstappen gaan, niet vluchten voor het onheil dat de wereld treft, maar door onze aandacht, ons gebed en ons spreken en onze vrijgevigheid God nabijbrengen bij hen die Hem zoeken. Moge de Geest van Christus ons moedig maken om die weg te blijven volgen.

Amen.