Verkondiging 16 oktober 2022, negenentwintigste zondag door het jaar
Lezingen
Exodus 17, 8-13
Psalm 121
2 Timotheüs 3, 14-4, 2
Lucas 18, 1-8
Welkom aan u allen in deze kerk op de dag des Heren.
De liturgie neemt ons mee naar een van de grootste trauma’s van het Bijbelse Israël (er zullen er in de moderne tijd nog vele volgen). Het is de aanval van Amalek op het Joodse volk in de woestijn. Men valt aan op de achterhoede: daar waar de ouderen en de kinderen zonder bescherming zijn. Dat brengt oorlog vaak met zich mee; de meest kwetsbaren hebben het meest onder het geweld te lijden. Wat is ons antwoord op het geweld in de wereld? Het verhaal van Exodus geeft het tweeledige antwoord: de kracht van het gebed en de verdediging met het zwaard.
Ook wij kunnen met die vraag rondlopen: wat is ons antwoord op de onrust van onze tijd, gebed of het zwaard? De parabel van het evangelie vertelt dat gerechtigheid het hart van het gebed is. Gebed is niet simpelweg vragen omdat je iets voor elkaar wilt krijgen, maar het gaat om gerechtigheid. Dat past ook in Gods koninkrijk. Het is geen luilekkerland, maar een wereld van gerechtigheid. Houden we dat visioen voor ogen? Blijven we dan gefocust zoals Israël gefocust blijft op de biddende Mozes? Laten we ons in dit uur van gebed bezinnen op onze focus in het leven.
Homilie
Broeders en zusters, vrienden van de Heer,
De ervaring van de arme weduwe is waarschijnlijk herkenbaar: ons gebed wordt niet altijd verhoord. Heel vaak verloopt het leven niet zoals wij wensen. Wij richten ons dan tot God en vragen Hem de loop van de gebeurtenissen bij te sturen. Het kan daarbij gaan om gezondheid, examens, professionele successen of om oorlog en vrede of om rust en vrede voor onze gestorven dierbaren. Soms wordt er van ons veel geduld gevraagd en zijn we teleurgesteld wanneer een direct antwoord uitblijft. Het is gemakkelijk om maar op te geven.
Ons gebed geeft eigenlijk vaak eerder woorden aan ons eigen belang en ons eigen verlangen of aan het vermeende belang van anderen. Maar is dat voldoende? Het zou ook wel erg eenvoudig zijn, indien we maar op een berg hoeven te gaan zitten met onze armen omhoog om ons gebed verhoord te krijgen. Het is trouwens goed dat we van dit verhaal de oude Bijbelse gebedshouding ontlenen: de orante houding. Als de pastor de handen ten hemel geheven houdt bij het gebed, kunt u gerust aan Mozes denken. We staan niet voor niets hier in deze kerk op een verhoging die aan een berg doet denken. Waarom wacht God eigenlijk zo lang om het gebed van Mozes te verhoren? Mozes is immers al een oude man en als God toch besloten heeft in te grijpen, waarom doet Hij dat dan pas in de avonduren?
Bidden is toch niet vragen en dan op je wenken bediend worden. Bidden is een proces van zuivering. Het gaat om de relatie tussen de mensen en God: is al het gebed dat we tot God richten, daadwerkelijk de benaming van gebed waard? Gaat het daarbij om onze relatie met God, of gaat het erom ons verlangen te stillen? De mens die bidt, dient zelfonderzoek te doen: is dit gebed nu echt mijn gebed? Is dit het beste gebed dat ik tot God kan richten? Als ik weet wat goed en slecht is, ga ik dan niet stiekem op de rechterstoel van God zitten? Heb ik dan wel echt vertrouwen in zijn voorzienigheid? Als we in gebed de handen ten hemel heffen, openen we ons voor de aanwezigheid van de Eeuwige en bidden we dat zijn Geest van gerechtigheid ons gebed zal inspireren. Paulus zegt dat de heilige Geest ons tot het ware gebed inspireert. Het is de Geest die in ons bidt. Bidden is dus ook ruimte maken om ons door de Geest te laten meenemen en inspireren. Dat gebed van de Geest wil de eenheid tussen God en mens weer herstellen. We leven in een wereld waar God afwezig lijkt te zijn en waar de mens aan zichzelf en aan zijn medemensen overgeleverd lijkt. Bidden is dan beseffen dat we in Gods hand zijn.
Gods voorzienigheid brengt ons tot onze opdracht om mensen van God te zijn in deze wereld. Dat is wat Paulus aan zijn leerling Timotheüs schrijft: wees een man van God die zich laat voeden door het Woord van God om de mensen de weg van gerechtigheid te wijzen. Dat is ook wat de arme weduwe doet: zij herinnert de rechter aan zijn opdracht tot gerechtigheid. Zij overtuigt hem niet, maar hij pakt toch zijn verantwoordelijkheid op en doet haar recht. Hieruit blijkt dat Gods gerechtigheid niet het product is van menselijk handelen, maar een opdracht van Godswege waar de mens een bijdrage aan dient te leveren. Gerechtigheid is niet onze uitvinding, maar wij zijn dienstbaar aan de gerechtigheid, ook als het ons niet uitkomt.
Gebed kan ons helpen die dienstbaarheid weer te beseffen. Gebed helpt ons om onze roeping van Godswege te verstaan. Een ander aspect wil ik ook niet onvermeld laten: Mozes heeft de hulp van Aaron en Chur nodig om te kunnen blijven bidden. Dat betekent dat gebed ook een geloofsgemeenschap schept. Gebed is ook een gemeenschappelijke en gezamenlijke activiteit. Als we elkaar niet loslaten, lukt het ook beter om God niet los te laten en uit het oog te verliezen. Dat er een biddende gemeenschap is, geeft de strijdende partijen moed en kracht. Natuurlijk beseffen we nu dat gebed ons nooit mag inspireren tot daadwerkelijk gewelddadige strijd. We vatten dat nu symbolisch op. Maar die strijd om onze waarden, die strijd om gerechtigheid kan evengoed hard zijn. Moge ons gebed vervuld zijn van Gods Geest zelf en moge het vurig zijn en gedragen door ons als geloofsgemeenschap hier in de kerk bijeen. Amen.