Verkondiging 18e zondag door het jaar, 3 augustus 2014
Lezingen
Jesaja 55, 1-3
Psalm 145
Romeinen 8, 37-39
Mattheüs 14, 13-21
Woord van welkom
In deze vakantieperiode mogen we ons door de eucharistie laten voeden. Door het verhaal van vandaag, de broodvermenigvuldiging, mogen we beseffen hoeveel God ons gegeven heeft. In plaats van gemopper over de tegenslagen in geloof en kerk, beseffen we dat het kleine beetje dat ons rest voldoende zal zijn om de kerk opnieuw op te bouwen, om weer opnieuw het evangelie aan te bieden aan de mensen als voedsel voor de wereld van vandaag. Oorlog en geweld zijn nooit een oplossing. Die ontstaan waar mensen elkaar het leven en het voedsel misgunnen. Waar angst regeert, daar wordt dood en verderf gezaaid.
Het evangelie biedt een andere weg, Maar de vraag is of wij daar zelf ook voldoende vertrouwen in stellen. In plaats van te wijzen naar de anderen die het fout doen, dienen we ook in ons eigen hart te kijken. Vragen we God om vergeving voor die keren dat we niet vanuit ons doopsel leefden.
Homilie
Heel veel mensen zijn voortdurend bezig met voedsel: zij zoeken naar gevarieerd voedsel, gezond voedsel, uitgebalanceerd voedsel, verantwoord voedsel, veilig voedsel. We zijn er druk mee en zijn er bezorgd over. In sommige situaties in andere landen, maar ook wel in ons land, zijn mensen al blij als er sowieso voldoende voedsel beschikbaar is. De voedselbanken draaien op volle toeren en het aantal cliënten neemt nog steeds toe. In oorlogsgebieden zijn er gevechtspauzes nodig om de mensen de gelegenheid te geven om voedsel te verzamelen en in te slaan, voordat de gevechten weer verder gaan. Mensen sterven daar niet alleen door geweld, maar ook door honger.
De verdeling van voedsel in onze wereld is problematisch. Het is ongelijk verdeeld: tegenover dodelijke tekorten staat een overvloed, die trouwens soms even dodelijk kan zijn. Dan klinkt de uitnodiging van Jesaja bijna frivool en lichtzinnig: kom maar eten en drinken voor niets. Dat zou een mooi paradijs zijn. Waar je niet hoeft te betalen en waar toch alles wat een mens wil hebben te krijgen is.
De boodschap is niet zo positief als hij lijkt, omdat hierin de profeet Jesaja kritiek heeft op onze bezorgdheid voor het voedsel. Alle tijd en energie die erin gestoken wordt, heeft weinig zin als er geen aandacht is voor het ware voedsel dat niet te koop is; het ware voedsel dat immers van God komt. Zonder dat voedsel kunnen we niet overleven, ofwel: leven zonder dat voedsel is de moeite van het leven niet waard.
De verkondiging van het koninkrijk door Jesaja grijpt terug op de oudere verhalen van het Oude Testament waar God het volk in de woestijn met manna en kwartels voedt. Beter gezegd: God voedt zijn volk met nog iets veel beters: met de woorden van het verbond. Ze staan in stenen tafelen geschreven, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat ze in mensenharten zelf geschreven staan. Dan is er geen wet meer nodig en geen macht meer die handhaaft, omdat de mens Gods Woord tot zich genomen heeft, zich door dat Woord heeft laten voeden. Bij de profeet Ezechiël gaat het zelfs zover hij van God een boekrol krijgt om op te eten als teken van het Woord van God dat hem als voedsel dient en dat hij vervolgens dient te verkondigen en door te geven aan de mensen.
Dit staat in tegenstelling tot de eerste mens die zich wil voeden met een vrucht die niet van hem is, die ook niet voor hem bestemd is. Het is niet het voedsel dat de mens wordt aangereikt, maar het voedsel dat de mens zelf tot zich neemt. Deze verkeerde keuze leidt de mens af van God en doet hem slechts zijn kale naaktheid zien. Door dit voedsel dat niet van God komt, ziet hij slechts zijn naakte buitenkant en niet zijn geestelijke binnenkant. Zijn preoccupatie met het voedsel leidt dan niet tot verdieping van zijn leven, maar is slechts buitenkant, materialisme. Deze verleiding van Adam is daarom nog steeds actueel: naar welk voedsel is de mens op zoek?
Het bijzondere van het evangelieverhaal van vandaag is dat de verzamelde mensen rondom Jezus helemaal niet met voedsel bezig zijn. Zij hebben naar Jezus geluisterd en hebben de dag voorbij laten gaan zonder na te denken over hun voedsel. Jezus heeft hen genezen en hen in de barmhartigheid van de Vader laten delen.
De apostelen zijn echter wel bezorgd over het voedsel. Zij lopen weer, zoals zo vaak, achter de feiten aan. Zouden zij niet de eersten moeten zijn om duidelijk te maken dat Jezus’ woorden het ware voedsel zijn? Nee, helaas. Zij zijn bang dat zij te weinig hebben en niets hebben om uit te delen: vijf broden en twee vissen is alles wat ze hebben. Wat kunnen ze daarmee aanvangen? Zij zijn zich niet bewust van de gaven die zij hebben gekregen. Dat is een belangrijke boodschap aan ons, de gelovigen van nu: zijn wij ons voldoende bewust van de gaven die we hebben gekregen? Veel mensen, ook in de kerk, denken dat het de verkeerde kant op gaat met de kerk. Het wordt alleen minder: reorganisaties, kerksluitingen, tekorten aan priesters en pastores. Terwijl Jezus zegt: deel uit wat je hebt en je zult merken dat het vruchten draagt. Houdt het echter niet vast voor jezelf, omdat je bang bent te weinig te hebben, maar deel uit. Schenk wat je hebt weg aan andere mensen, dan zal het wonderbaarlijk genoeg voldoende voedende kracht hebben voor talrijke mensen.
Het is voor ons een boodschap van hoop om te beseffen dat wat God geeft overvloedig is, maar dat zul je pas merken als je het met anderen deelt. Moge die vrijmoedigheid en die vrijgevigheid van Jezus ons deel zijn, ook wanneer het gaat om ons geloof en onze kerk. Laten we van ons geloof en ons vertrouwen uitdelen, dat zal aanstekelijk blijken te zijn en dat zal ons voedsel zijn, voor ons en voor vele mensen.
Amen.