Verkondiging derde zondag van Pasen, 4 mei 2014
Lezingen
Handelingen 2,14.22-32
Psalm 16
1 Petrus 1, 17-21
Lucas 24, 13-35
Woord van welkom
Op deze derde paaszondag lopen we mee met de Emmaüsgangers. Zij zijn vol van herinneringen aan het verleden. Het gebeuren met Jezus van de laatste dagen, zijn lijden en sterven, lijken voor hen niet te kloppen met de rest van zijn leven. De vreemdeling die zij ontmoeten, laat juist zien dat dit wel klopt. Mozes en de profeten hebben al voorzegd dat de Messias zal komen en dat Hij ondanks zijn gerechtigheid toch zal sterven.
Deze dagen van dodenherdenking en bevrijding vervullen ons ook van herinneringen. We denken in het bijzonder in dit jaar ook aan de eerste Wereldoorlog die misschien wel voor een groot deel aan Nederland is voorbijgegaan, maar niettemin een enorme dodelijke oorlog was. Dit herdenken loopt voor ons uit in de viering van de eucharistie. Christus voedt ons met zijn aanwezigheid en het herdenken krijgt een fundament in het offer van dank dat we de Heer brengen. Mogen wij ons bewust zijn van onze verantwoordelijkheid voor onze samenleving en de democratie.
Voor al die keren dat we ons af wendden van de gemeenschap met elkaar en met God, belijden we onze schuld.
Homilie
Gedenken is voor ons niet alleen maar terugkijken op wat er zeventig jaar geleden gebeurd is. Gedenken is ook een weg van herstel. Het nadenken over de ellende van de oorlog kan ons bewust maken van onze verantwoordelijkheid voor de wereld van vandaag. Vandaag op 4 mei gedenken we de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, maar we zien daarbij ook de beelden van deze dagen uit de Oekraïne en Syrië en we beseffen dat de wereld nog steeds veel onveilige plekken heeft en dat haat en geweld zomaar ineens de kop op kunnen steken. Dat legt een zware druk op het herdenken, opdat het niet vrijblijvend is, maar ons bewust maakt van onze verantwoordelijkheid voor de wereld van vandaag.
Dat we in Europa met zoveel moeite vrede hebben weten op te bouwen, wordt in aanloop van de Europese verkiezingen gemakkelijk vergeten en er wordt weer volop gepleit om het eigen economische en financiële belang te laten prevaleren boven het algemeen welzijn. Dat algemeen welzijn is in de katholieke sociale leer altijd een belangrijk criterium om beslissingen te nemen. Wij willen als christenen een bijdrage leveren om de samenleving op te bouwen en ons geloof helpt ons ook het belang van de samenleving als geheel voor ogen te houden. Dat belang helpt ons om de keuzes en afwegingen van vandaag te maken en ons eigen belang te overstijgen of zelfs te relativeren. Net als andere jaren wordt ook dit jaar weer gediscussieerd over de breedte van de herdenking: wie mogen we wel en wie mogen we niet gedenken? Er worden groepen uitgesloten van het herdenken. We mogen nooit voorbijgaan aan het lijden van de slachtoffers, burgers en soldaten, Joden, Roma en Sinti, homoseksuelen, en gehandicapten. Maar wanneer oorlog woedt zijn uiteindelijk allen slachtoffer, welke uniform een mens ook draagt en welke taal hij ook spreekt.
Het denken in haat en wraak kan ons eigen denken en herdenken besmetten. Het herdenken kan dan zelfs haat en wraakgevoelens versterken en mensen kunnen de vijandbeelden van het verleden weer overnemen. Dan schiet het herdenken zijn doel voorbij en leidt het tot het reproduceren van de verhoudingen van de oorlogen en komen we als mensengemeenschap niet verder.
Als christenen nemen we hier een bijzonder standpunt in. Twee woorden staan hierbij centraal: vrede en vergeving. Het lijken mooie woorden, maar het zijn woorden die veel van ons vragen. Het zijn woorden die van de mensengemeenschap veel vragen. Zij vormen het fundament om het begrip algemeen welzijn inhoud te geven.
Vrede en vergeving zijn twee woorden die de verrezen Heer in zijn mond neemt bij zijn verschijningen aan de verzamelde leerlingen. Hij zegt tegen zijn leerlingen “vrede” en toont hun zijn handen en zijn zijde waar de tekenen van het lijden zichtbaar zijn en ook tekenen zijn van de echtheid van Christus’ verrijzenis. Petrus maakt in zijn toespraak van vandaag duidelijk dat Gods antwoord op de gewelddadige dood van zijn Gezalfde, de Christus, niet wraak en vergelding is, maar leven. De steen die de bouwlieden hadden verworpen, is tot hoeksteen geworden. God wijst ons dat we de samenleving moeten bouwen op het evangelie dat door velen wordt afgewezen, maar toch een bron van vrede en vergeving is, waarden die het fundament zijn voor een nieuwe samenleving. Vrede betekent dat we vijandschap moeten overwinnen en dat we ons niet kunnen neerleggen bij tegenstellingen die de gemeenschap verlammen. De verschillen maken een natuurlijk onderdeel uit van de mensheid: we zijn niet gelijk, maar gelijkwaardig. Mensen hebben verschillende meningen en visies, maar zij hebben ook verschillende belangen. Uiteindelijk zullen niet die verschillen ons verder helpen, maar het vermogen om ondanks die verschillen een eenheid te bouwen.
Dat kan alleen als we elkaar kunnen vergeven. Vergeven is nodig wanneer de een de ander gekwetst of benadeeld heeft doordat hij/zij het eigen belang of de eigen mening liet prevaleren of hoger achtte dan die van de ander. Elkaar kunnen vergeven en elkaar vriendschap bieden waar eerder vijandschap heerste baant de weg naar een nieuwe wereld, waar het fundament niet bepaald wordt door eigen belang en winstbejag, maar door de liefde.
De Emmaüsgangers gedenken Jezus en door hun ontmoeting met de levende Heer overwinnen zij hun teleurstelling en angst en gaan zij terug naar Jeruzalem en worden zij geloofsverkondigers, verkondigers van Gods Blijde Boodschap. Als wij vandaag gedenken mogen wij dat ook doen als leerlingen van Christus, indachtig zijn oproep tot vrede en verzoening. Ik wens u een inspirerende herdenking.
Amen