Verkondiging 30 maart 2014, vierde zondag van de veertigdagentijd
Lezingen
1 Samuël 16, 1b.6-7.10-13a
Psalm 23
Efeziërs 5, 8-14
Johannes 9, 1-41
Welkom
halverwege de vasten, zondag Laetare, klein Pasen. We vangen een glimp op van de belofte die voor ons ligt, een bevrijding uit duisternis en dood. Vandaag worden onze ogen een beetje geopend. Maar zien we dit ook werkelijk? Zien we het ook in ons eigen leven, dat God ons wil bevrijden van doodse duisternis? Ons beperkte leven is niet om voorbij te gaan en te verdwijnen, maar om op te staan in God.
Vandaag horen we het verhaal van de blindgeborene, tweede in de reeks van de grote catechetische lezingen uit Johannes. Vandaag opent Jezus ons de ogen door het geloof en we mogen hem herkennen als de gezondene van God. Zo kijken we ook naar de eucharistie die we hier vieren: we mogen Hem herkennen en begroeten. We keren ons tot God en vragen Hem om ontferming en vergeving.
Homilie
Geloof opent de ogen.
Mensen worden geboren met ogen die al vrij snel na de geboorte open gaan. Al vanaf de vroegste jeugd kan de mens kijken, maar het duurt soms een leven lang voordat hij echt kan zien. De blindgeborene uit het evangelieverhaal heeft ook moeite met zien. Hij wordt wel in één klap door Jezus genezen, na de doop - want daar verwijst het wassen naar - in de Siloam. Maar het duurt nog een tijd voordat hij begrijpt hoe ingrijpend deze genezing is. Ingrijpend is dat hij plotseling de wereld om zich heen kan zien, maar deze wereld gaat bovendien ingrijpend veranderen. Hij wordt uit zijn oorspronkelijke gemeenschap gezet en sluit zich aan bij Jezus. Het weerspiegelt de tijd van de vroege kerk, waarbij een keuze voor Jezus en het evangelie onherroepelijk leidt tot een breuk met het oude leven. Sommigen van ons ondervinden dit uit eigen ervaring.
Ook de leerlingen kunnen niet goed kijken. Ze zien de blindgeborene als een zondige. De verklaring van zijn onheil zien zij in de zonde. Zij verklaren de blindgeboren of zijn ouders schuldig en daarmee is voor hen het kwade verklaard en krijgt het een plek. Maar Jezus ziet het anders. Ieder mens kan uiteindelijk Gods heerlijkheid zien. Ieder mens kan uiteindelijk Gods nabijheid ervaren. Maar dan moet er nog wel iets gebeuren. Een mens moet groeien en deze heerlijkheid van God leren ontdekken. Die ligt niet zomaar voor het oprapen. Veel mensen zijn en blijven er blind voor.
De blindgeborene weet niet wie Jezus is. Ook na zijn genezing niet. Hij heeft Hem ook nooit gezien, net als wij, de gelovigen van deze tijd. Aan het begin noemt hij slechts de feiten: "Hij maakte slijk. Hij bestreek mijn ogen. Ik waste mij en ik zie." Dan zegt hij plotseling: Hij is een profeet. Aan het einde blijkt dat de man leerling van Jezus is geworden. Want hij begrijpt dat een dergelijk wonder alleen van God kan komen en dat deze man die dit wonder doet een godvrezende, een rechtvaardige moet zijn. Dan kiest hij er voor zich bij Jezus aan te sluiten.
De weg van het geloof is een weg van groeien en leren zien. De weg van het geloof leert je beter te kijken. Ook de profeet Samuel moet beter leren kijken. Hij beziet de kinderen van Jesse met de ogen van de wereld die trots is op ferme jongens, stoere knapen. Maar dat is niet wat Israël nodig heeft. Het koningschap dat nog nieuw is in Israël, dreigt te mislukken met koning Saul. Deze koning streeft meer zijn eigen macht na en die van zijn kliek, dan de macht en eer van God en het welzijn van de mensen. Dus moet Samuel kijken naar het hart, de inborst van de kandidaat. Dan ontdekt hij de ware schoonheid van de mens.
Voor ons gelovigen zijn onze ogen belangrijk om sporen van het koninkrijk te ontdekken en om tekenen van goedheid bij mensen te ontdekken. Wij moeten leren om met ogen van geloof naar de wereld te kijken. Wij hebben de verhalen over Jezus uit overlevering, de bijbel de traditie, onze gelovige opvoeding of de verkondiging in de kerk. Wij hebben Hem zelf nooit gezien. Als we ons leven goed bekijken, kunnen we daar de hand van God in zien. Dan kunnen we daar het wonder van de schepping in herkennen. Wie kan dat bedacht hebben? Wie kan dat gemaakt hebben? Wie zal dat kunnen voltooien? Dat is het spoor van God wat we kunnen herkennen en wat een beginpunt is van geloof. Dat geloof zet ons op het spoor van een nieuw leven, zegt Paulus. Het oude laten we achter ons. De duisternis laten we achter ons. We kijken voortaan met andere ogen naar onszelf en naar de wereld en vooral met andere ogen naar onze naaste.
We waren slapers en willen nu opstaan. Soms dreigen we weer in te slapen en terug te vallen in een gemakkelijk en oppervlakkig bestaan zonder licht en kleur van de hemel, een leven waar slechts kunstlicht ons de illusie geeft dat er geen duisternis is. Maar die duisternis is vaak toch meer aanwezig dan we zelf toegeven.
Slaper, ontwaak! zegt Paulus. Mogen ook wij op weg naar Pasen opnieuw ontwaken, onze ogen openen om Gods heerlijkheid te zien.
Amen